Select
another language
27 juli 2012 - 16 augustus 2012
Heenreis: Bellingwolde (NL) - Walsrode (DE) - Berlijn (DE) - Colditz (DE) - Dresden (DE) / Polen: Jelenia Gora - Swidnica - Wroclaw - Oswiecim - Zakopane - Wielizcka - Krakau - Warschau - Mikolajki - Gierloz - Elblag - Gdansk - Sopot - Hel - Leba - Slowinski NP - Miedzyzdrojach / Terugreis: Insel Poel (DE)
Bestemming bekend
Het was de reisinformatie uit een oude Lonely Planet die ons nieuwsgierig maakte. Daarbij opgeteld de wens eens Auschwitz te bezoeken en de prettige bijkomstigheid, dat ook Berlijn nu eindelijk eens op de route zou liggen en onze nieuwe vakantieplannen waren geboren. Dit jaar gaan we naar Polen. Tot verrassing van velen blijkbaar want “Oh, Polen?” was vaak de afgemeten reactie die we kregen als we over onze vakantieplannen vertelden. Een veelzeggende blik verraadde vaak de onuitgesproken vraag: “wat moet je daar dan?” Slechts van een enkeling, allemaal mensen die er ooit zelf waren geweest, kregen we steevast de reactie: “Oh, Polen is echt leuk hoor”, gevolgd door allemaal boeiende verhalen. Wie gelijk heeft? We gaan het zelf ervaren. Met de waarschuwingen voor het gevaarlijke Polen, waar het verkeer levensgevaarlijk en onze spullen niet veilig zouden zijn, in onze oren geknoopt, gaan we op stap.
Illegaal in het centrum
Via een ommetje langs Potsdam, doen we als eerste Berlijn aan. Daar willen we al zo lang naar toe. Om de stedelijke vervuiling een beetje tegen te gaan geldt voor Berlijn een milieuverordening. In de praktijk betekent dit, dat je alleen met je auto de stad in mag als je daarvoor een speciale sticker hebt. Tegen beter weten in hadden we in Nederland als eens geprobeerd zo’n sticker aan te vragen, maar het programma bevestigde als snel ons vermoeden. Frankie is te vervuilend. Hij valt in geen enkele categorie en de stad is voor onze trouwe vierwieler verboden terrein. Gewapend met een drietal waypoints van campings buiten de milieuzone naderen we de stad; of beter gezegd naderen we het centrum, want nadat we ons verreden hebben stevenen we recht op het oude centrum af. Wegwijzers melden ons, dat we ons slechts op een steenworp afstand van de Kurfürstendamm bevinden. Dit is niet goed. We hebben geen idee hoe we hier het snelst weer weg moeten komen en aan onze GPS hebben we op dit moment ook niet veel. Die wijst ons weliswaar de juiste richting naar de camping maar van milieuzones heeft het apparaat nog nooit gehoord. Hardop bedenkend hoe we ons hier uit moeten praten, mochten we aangehouden worden, rijden we de laatste twintig kilometers illegaal door het hartje van Berlijn. Het wordt een spannend ritje want regelmatig zien we een agent of politieauto. Naarmate de afstand naar onze bestemming kleiner wordt, groeit ons vertrouwen, dat we ermee weg komen. Niet veel later bereiken we opgelucht en zonder problemen de overvolle camping. Heel even ziet het er zelfs naar uit, dat er geen plekje meer voor ons is, maar wanneer de beheerster van de camping ineens roept “die kleine Nederlandse wagen kan ik nog wel ergens kwijt” verdwijnt ook onze laatste zorg als sneeuw voor de zon. Niet veel later valt het water met bakken uit de hemel, maar dat kan de pret niet meer drukken.
Van Oost naar West Berlijn
Net
als de vogels uit het overbekende nummer “over de
muur” van
het Klein Orkest, vliegen we twee dagen van Oost naar West Berlijn en
worden we niet
terug gefloten en ook niet neergeschoten. Een vanzelfsprekendheid nu,
maar eens wat dat anders. Twee oudere camperaars die bij ons op de
camping staan en met wie we de volgende ochtend samen de metro nemen
vertellen ons over de periode van voor de hereniging. Van de tijd toen
Berlijn nog opgedeeld was in Oost en West. Oost-Berlijn, toen onderdeel
van het communistische DDR; de verkeerde kant van het IJzeren Gordijn
waar persoonlijke vrijheden en rechten van het individu niet telden.
Aan de andere kant lag het kapitalistische West-Berlijn en daar
tussenin een grote muur die de stad in tweeën splitste en
families
en vrienden scheidde. De muur; Oost-Berlijners hield hij gevangen in
een verstikkend regime zonder toegang tot het vrije westen terwijl voor
West-Berlijners de muur een letterlijke gevangenis was. Op papier waren
ze vrij om te gaan en te staan waar ze wilden, maar de realiteit was
anders. Om hun stadsdeel stond een grote muur. West-Berlijn was als het
ware een klein kapitalistisch eilandje op DDR-grondgebied. Even zo maar
ergens heen gaan was in die tijd niet makkelijk, vertelt het echtpaar
ons. Er waren maar een paar vaste route waarlangs ze Berlijn mochten
verlaten en daarbij moesten ze talloze strenge controles passeren. Van
de “D”, waaraan ook vandaag de dag de Duitse
afkomst van
een auto is af te lezen, werd in die tijd wel gezegd, dat hij stond
voor de “Deviezen”. Geld, dat is waar het de
Oost-Berlijners
aan ontbrak en waar West-Berlijners in hun ogen meer dan genoeg van
hadden. Op doorreis door DDR-grondgebied moest je als West-Berlijner
dan ook geen kilometertje te hard rijden, want dan moest je
onmiddellijk betalen. De Oost-Berlijners lieten geen gelegenheid
onbenut om van de, in hun ogen, rijke West-Berlijners geld te plukken.
En dan stopt de metro. “Maar dat is allemaal geschiedenis
nu”, zegt de vrouw, en dan nemen we afscheid.
Bekende plaatsten
Unter
den Linden, Kurfürstendamm, Brandenburger Tor,
Gedächtniskirche, Alexanderplein, de Dom, de Joodse synagoge
en
Checkpoint Charlie, waar we nog een paar stempels scoren in onze
nieuwe, nog lege, paspoorten. Twee
marathondagen
lang kriskrassen we door de stad met metro, tram, bus en trein en
bezoeken we vele bekende maar ook minder bekende plaatsen. Twee
monumenten springen eruit. In West-Berlijn is dat een monument ter
nagedachtenis aan de vele omgekomen Joden en het bijbehorende museum.
Ruim 2700 betonblokken herinneren aan een roemrucht tijdperk in de
Berlijnse geschiedenis en het bijbehorende museum vertelt een bekend
verhaal. Toch worden we even stil in de ruimte waar enkele persoonlijke
brieven getoond worden. Op de muren rondom staan per land de aantallen
omgekomen Joden vermeld. De aantallen zijn ons niet vreemd, maar dat
Polen alleen al verantwoordelijk is voor de helft van het totale aantal
is nieuw voor ons. Het tweede monument, dat indruk maakt is de
East Side Gallery in Oost-Berlijn; een stuk Berlijnse muur waarop vele
kunstenaars muurschilderingen hebben gemaakt. Soms abstract, soms
realistisch, maar meestal met een boodschap voor de wereld. Slenterend
langs de kleurrijke kunstwerken realiseren we ons “je zou
maar
achter zo’n muur moeten leven!”
Verrassend Berlijn
Tot slot doen we ook nog
“overlandklusje”. Na een mislukte poging in
Nederland willen we in Berlijn een nieuwe
24-volt
kabel voor onze Garmin scoren. Gewapend met een onbekend adres, dat we
op het internet vinden, starten we een speurtocht die er naarmate de
tijd verstrijkt steeds minder rooskleuriger uitziet. De winkel is
moeilijk te vinden en zelfs taxichauffeurs trekken hun wenkbrauwen op
als we de weg vragen. Heel even spelen we met de gedachte op te geven,
maar uiteindelijk zetten we toch door en onze inspanningen worden
beloond. We vinden niet alleen de kabel, maar ook een geweldig
restaurant. Ver van de gebaande wegen en in een wijk waar een toerist
niets te zoeken heeft lopen we tegen het beste Italiaanse restaurantje
aan waar we ooit geweest zijn. Het is een klein rommelig zaakje vol
Italiaanse wijnen en delicatessen en je kunt er genieten van
traditionele huisgemaakte gerechten. Door mama gemaakt en geserveerd
door haar beide zonen. We bestellen een pasta met cantharellen en de
vers geraspte Parmezaanse kaas komt mama er persoonlijk overheen
strooien. Het is maar goed, dat we doorgezet hebben anders hadden we
dit zaakje nooit gevonden. En
dan zit ons bezoek aan Berlijn er al weer op. Onze voeten branden en
onze kuiten zijn stram van het vele lopen, maar Berlijn is het waard.
Het is een leuke stad met prachtige gebouwen, goede restaurants, mooie
winkels en indrukwekkende monumenten die herinneren aan een bewogen
verleden.
Dresden
Dresden, volgens onze reisgids ooit één van de mooiste steden van Europa, is in de Tweede Wereldoorlog bijna volledig verwoest. Een vijftal zware bombardementen hebben de stad onder vuur genomen en toen de rook optrok was Dresden nog slechts een puinhoop van ineengestorte en zwart geblakerde gebouwen. Slechts van een enkel gebouw stond nog een stukje zwaar beschadigde gevel en verder was er niets meer. We weten niet goed wat we ervan moeten verwachten wanneer we tegen het einde van de middag een overvolle parkeerplek annex camperplaats bereiken. Het is een hutje mutje plek. We staan deur aan deur met de buren en er is geen wc of douche, maar we staan wel op een mooie plek. We staan langs de Elbe en recht tegenover de oude stad. Het uitzicht is fenomenaal. Na de oorlog heeft men geprobeerd de imposante barokke gebouwen weer te herbouwen en niet zonder succes. Eenmaal over de brug zijn we omringd door enorme klassieke bouwwerken de ene nog rijker versierd met gewelven, ornamenten en figuren dan de andere. Niet echt onze smaak, maar de omvang is dusdanig, dat we er oprecht van onder de indruk raken. We slenteren door de straten, nuttigen een goede maaltijd op één van de vele terrassen en zitten een tijdje op een bankje aan de Elbe, net als de talloze vijftig plussers die hier massaal naar toegestroomd zijn. Veruit de meeste toeristen zijn gepensioneerde stelletjes.
Polen
Na
een aantal omzwervingen door het voormalig Oost-Duitsland passeren we
woensdag de grens met Polen. Grote steden hebben we even genoeg steden
gezien en dus verlaten we de snelweg om het platteland op te zoeken.
Onmiddellijk worden we getrakteerd op kleine dorpjes en hobbelige
kronkelige weggetjes. Het gewoon genieten na zoveel stadse drukte. Het
landschap is heuvelachtig en overdadig groen. De hele middag slingeren
we door het landschap en af en toe stoppen we bij een dorpje. De ene
keer om wat Poolse Zlotys uit de muur te halen en een andere keer om
even te internetten of wat boodschappen te doen bij de lokale
buurtsuper. Het weer is heerlijk en we besluiten de dag op een
boerencamping. Kamperen mogen we op het grasveldje achter het huis, het
paard van de familie graast vlak naast ons en ons sanitair zit in
hetzelfde schuurtje als de stallen en dat ruik je ook. Landelijker kan
bijna niet.
Kabouters in de stad
Geleidelijk wordt het iedere dag een beetje warmer en de volgende ochtend brandt de zon ons al vroeg uit bed. Hoewel de meest voor de hand liggende route via Krakau gaat besluiten wij eerst Auschwitz en de bergen bij Zakopane te bezoeken. Op onze route liggen een vredeskerk en Wroclaw. De kerk is bijzonder genoeg om op de Unesco Wereld Erfgoedlijst te mogen prijken, maar wij vinden het antieke uitbundig gedecoreerde interieur allemaal maar religieuze kitsch. Wroclaw daarentegen verrast ons in positieve zin. Het is weer even een stad, maar met een enorm gezellig centrum. Grote rijkelijk gedecoreerde pakhuizen in snoepjeskleuren omsluiten een groot plein met in het midden een hele aparte kerk. Behalve even de sfeer proeven en wat over het plein slenteren doen we niet er niet veel. Het is ook veel te warm. We strijken al snel neer op een terrasje om mensen te kijken. De verkoelende schaduw en de gratis wifi maakt dat we geruime tijd blijven. De enige opbrengst van ons bezoek aan de stad is een paar kabouters. De eerste spotten we voor de gevel van het vvv kantoortje. Onder het raam van een imposante gevel staat een klein bronzen mannetje van zo’n 30 centimeter groot met een zonnebril op zijn puntmuts en een boekje in zijn hand. We schieten een foto en even later zien we er ook eentje bij de bank. Hier heeft het kaboutertje een stapeltje geld in zijn handen. In totaal vinden we er drie. Achter de kabouters zit vast een verhaal, maar we zijn te lui om er onderzoek naar te doen. Ze zijn gewoon leuk en dat is vast de bedoeling. Achteraf lezen we dat er ruim 160 kabouter in de stad verstopt staan. Dus voor wie nog een keertje op kabouterjacht wil.
Auschwitz
Er zijn maar weinig namen die zo’n sterke associatie oproepen als de plaats die we vandaag zullen bezoeken. Auschwitz geeft een vervelende bijsmaak en de associatie is misselijkmakend en toch staat het hoog op ons “verlanglijstje” hoe raar dat ook mag klinken. Onze vaderlandse geschiedenis is er mee doordrongen en ieder jaar op 4 en 5 mei wordt er wel iets over verteld. Zonder uitzondering zijn het verhalen vol gruwelijkheden en toch willen we deze plaats, waar zoveel leed is geleden, graag eens met eigen ogen zien. Wanneer we Auschwitz of Oswiecim zoals de Polen het noemen naderen zijn we verbaasd. Grote billboards van automerken en andere reclame verwelkomen ons, we passeren grote winkelcentra en op straat is het een drukte van belang. In Auschwitz, de plaats die voor altijd synoniem zal staan voor de gruweldaden van de Nazi’s en die het toneel geweest is van één van de grootste massamoorden die ooit in de geschiedenis van de mensheid is gepleegd, wordt gewoon gewandeld, gewerkt, gereisd en doen de mensen gewoon hun boodschappen. Auschwitz is meer dan een concentratiekamp; het is bovenal gewoon een woonplaats waar geleefd wordt zoals overal in de wereld. En eerlijk is eerlijk, dit is alle behalve dat wat we hadden verwacht. “Je zou maar in Auschwitz wonen?” schiet er door ons heen. Die nacht, op de parkeerplaats, vlakbij het oorspronkelijke kamp, wordt de stilte regelmatig doorbroken door een passerende goederentrein; hoe bizar!
Arbeit macht frei
Het belooft een warme dag te worden en ondanks het vroege tijdstip is het er al een drukte van belang. We zijn vroeg genoeg om ons aan te sluiten bij de eerste Engelstalige rondleiding en beginnen in Auschwitz I; oorspronkelijk gebouwd als onderkomen voor soldaten, maar als snel een concentratiekamp. Het kamp is verrassend ruim opgezet. De grote stenen barakken zijn solide en de tussenliggende straten zijn breed en zelfs beplant met bomen. Het terrein oogt bedrieglijk vriendelijk en zo hadden de Nazi’s het ook bedoeld. “Arbeit macht frei” staat er boven de poort. Een valse belofte want eenmaal door de poort zou niemand ooit meer “frei” zijn hoe hard je ook werkte. Als het zware werk niet je dood werd, dan kwam je wel om het leven door ziekte, uitputting of de martelpraktijken van de Nazi’s. De maximale levensverwachting in Auschwitz was slechts 3 maanden en ontsnappen was onmogelijk. Eenmaal binnen worden we omringd door een hoge dubbele omheining van prikkeldraad en stroom en waar we ook lopen we zijn nooit uit het zicht van één van de vele wachttorens. Het is verbluffend te zien hoe strak het kamp georganiseerd was en hoe goed de Nazi’s alles onder controle hadden. Hier zat veel denkwerk en beleid achter en meer nog dan de schaal is het vooral de uiterst georganiseerde wijze waarop alle wreedheden werden toegepast die ons het meest schokt. Noch de locatie, noch de handelswijzen niets is aan het toeval overgelaten. Pas in 1942 nadat het kamp eerst dienst gedaan had als basis voor soldaten en later als gevangenis voor Poolse misdadigers en politieke gevangenen werd het ingesteld als vernietigingskamp. Geen samenloop van omstandigheden, maar een weloverwogen beslissing genomen tijdens een belangrijk Nazi-congres. Een grote groep mensen besluiten niet alleen, dat alle Joden uitgeroeid moeten worden, maar er wordt ook een masterplan bedacht, dat in de daaropvolgende jaren nauwgezet wordt uitgewerkt. Zes vernietigingskampen moesten er komen, op locaties buiten Duitsland maar centraal in Europa. De opzet van de kampen, de methode van vernietiging en de logistieke organisatie; alles werd tot in de puntjes uitgedacht en uitgevoerd. De kampen waren goed georganiseerde doodsfabrieken en overal werd dezelfde formule toegepast. Oorlog en oorlogsmisdaden zijn van alle tijden en dit is niet de eerste keer, dat we een plek bezoeken waar genocide heeft plaatsgevonden, maar het is toch anders. Hier was geen chaos en werd niet gemoord uit blinde woede zoals destijds in Rwanda, maar hier gaat het om een tot in de perfectie uitgedacht en uitgevoerd vernietigingsplan. Laat de Joden een klein beetje bagage meenemen want dan weet je zeker, dat ze hun meest waardevolle spullen bij zich dragen en dan zijn ze makkelijker buit te maken. Laat de Joden zicht ontkleden voordat ze de gaskamers in gaan, want dat ruimt makkelijker en bovendien blijven dan alle kleding en schoenen schoon en geschikt voor hergebruik. Bergen met brillen, schoenen en protheses zijn tentoongesteld. Zoveel, dat het grote indruk maakt en dan te bedenken, dat het nog maar een fractie is. Het meest luguber is een wand vol haar, zo’n 2 ton, afkomstig van meisjes en vrouwen die na hun aankomst in Birkenau rechtstreeks naar de gaskamers zijn gebracht. “2000 kg haar; hoeveel mensen moeten dit geweest zijn?” gaat er door ons heen. De Duitsers gebruikten het als matrasvulling of er werd textiel van gemaakt. Een grote rol legergroene stof ligt tentoongesteld. Er dan zijn er nog de vitrines vol koffers, potten en pakken, toiletartikelen of lege blikken van het giftige gas Zyclon B. Ruimte na ruimte vertelt een gruwelijk verhaal. Inmiddels wordt het drukker en bevolken steeds meer groepen met toeristen het terrein, maar lawaai is er nauwelijks. Iedereen is stil. We lopen langs een barak waar de meest gruwelijke proeven met zwangere vrouwen werden gedaan en nemen een kijkje in een barak vol martelkamers. Alsof de huisvesting en dwangarbeid nog niet wreed genoeg waren. Op het binnenpleintje, voor een stukje muur naast de doodsbarak liggen bloemen. Het is de plek waar duizenden en nog eens duizenden mensen zijn geëxecuteerd. Net wanneer je bedenkt, dat het niet veel erger kan bezoeken we de enige nog resterende gaskamer. Wat ongemakkelijk lopen we naar binnen en zien een lege ruimte. Door gat in het plafond, waardoor eens het giftige Zyclon B naar binnen werd gestrooid, komen wat zonnestralen. Aan de andere kant van de muur zijn twee verbrandingsovens. Het is raar en toch ook bijzonder om hier te zijn. We nemen foto’s, kijken wat om ons heen en dan moeten we opschieten, onze gids achterna. De rondleiding door Auschwitz I zit er op. Het heeft ons geraakt. We zijn stil en diep onder de indruk, maar tegelijkertijd denken we aan een koud colaatje, want het is inmiddels al weer snikheet. De zon, de beladen stilte en de keurige omgeving staan in schril contrast met de gruwelijke verhalen die we zojuist hebben gehoord. Achter de gevels van de keurige gebouwen voltrokken gruwelijkheden waar we ons zelfs nu, nu we hier zijn geen, voorstelling van kunnen maken. We beseffen, dat niemand, hoe vaak je hier ook komt, ooit ten volle zal kunnen begrijpen wat hier werkelijk allemaal is gebeurd. En dit was zelfs nog het luxe kamp. In Auschwitz I zat je om te werken. Toen de massale vernietiging van de Joden goed op gang kwam was de capaciteit van het kamp veel te klein en werden er in de nabije omgeving nog twee satellietkampen bijgebouwd. Eentje bestaat niet meer, maar het andere, Auschwitz-Birkenau, is het volgende kamp dat we bezoeken. De omvang van het terrein is overweldigend. 300 barakken hebben hier ooit gestaan en ook hier weer die onneembare barrière van prikkeldraad en wachttorens op de uiteinden van ieder pad. Slechts een handjevol barakken zijn nog in takt. Van de rest getuigen alleen nog de verweerde funderingen. De barakken zelf zijn gedemonteerd door armlastige Poolse bewoners die na de oorlog geen middelen en bouwmaterialen hadden voor nieuwe huisvesting. Als in Auschwitz I een minieme kant tot overleven was, dan betekende Birkenau een gewisse dood. Birkenau is geen concentratiekamp, maar een vernietigingskamp waar stelselmatig, zeer efficiënt en volgens een vooropgezet plan vooral Joden en zigeuners werden vernietigd. Bij aankomst zien we onmiddellijk de poort waardoor een spoorlijn het kamp in loopt. De “dodenpoort” waar ruim 1 miljoen Joden onderdoor gekomen zijn. Tenminste dat is de schatting, want het precieze aantal is onbekend. Toen de toestroom eenmaal op gang gekomen was, waren de aantallen zo groot, dat men gestopt is met de registraties. Samen met onze gids volgen we het pad dat ook de nieuwkomers gelopen moeten hebben. Via het spoor lopen we naar het perron waar nog een oude goederenwagon staat. Op de treden liggen, volgens Joods gebruik, allemaal kleine steentjes. Dagenlang met veel te veel mensen en zonder voedsel, drinken of sanitaire voorzieningen in zo’n wagon zitten moet een hel geweest zijn, maar dat was nog maar het begin. Opgelucht eindelijk naar buiten te kunnen werden op dit perron de mannen en de vrouwen met kinderen onmiddellijk van elkaar gescheiden. Voor honderdduizenden mannen, vrouwen en kinderen was dit de plek waar ze voor het laatste een blik van hun dierbaren opvingen. Daarna was er alleen nog maar angst, wanhoop en onzekerheid. Voor hen, die niet geschikt geacht werden om te werken volgde vaak onmiddellijk de gang naar de gaskamers. We volgen hetzelfde pad. Hoe symbolisch; aan het einde van de spoorlijn eindigde voor velen het leven. Hier stonden de gaskamers en verbrandingsovens; 4 stuks in totaal. Nu alleen nog een ineengestorte bult puin. In hun poging het belangrijkste bewijs van hun gruweldaden te vernietigen hebben de Nazi’s de complexen volledig vernietigd. Alleen het trapje naar de kleedkamers is nog in takt. Op het moment, dat we bij de ruïne staan van wat ooit een gaskamer is geweest komt er een grote groep Joodse kinderen aangelopen. Een rabbi voorop en Israelische vlaggen om hun schouders geslagen. De liederen die ze zingen op hun mars richting het einde van de spoorlijn is het enige geluid, dat de stilte doorbreekt. Hoe ingrijpend de rondleiding tot dusver ook was, dit raakt ons pas echt. Onze hele groep is stil en wij zijn niet de enigen die onze emoties wegslikken. Zoals onze gids in het begin al zei: “Auschwitz is geen museum; het is één grote begraafplaats en een plek om te gedenken”. Het hele terrein rondom de gaskamers ligt vol met menselijke as. Een deel werd gebruikt als bemesting van de omliggende landerijen, maar het merendeel werd gedumpt in grote putten. Op weg naar de uitgang bezoeken we nog een aantal barakken. De barakken zijn donker en bedompt. Wat een hel moet het hier geweest zijn. Op de houten stapelbedachtige stellages van hooguit 2x2 meter sliepen 30 mensen, de sanitaire voorzieningen waren slecht, overal was ongedierte en eten was er nauwelijks. Het moeten erbarmelijke omstandigheden geweest zijn en zelfs nu we hier in levende lijve staan is het nog niet te bevatten. Dit was een doodsfabriek, niet meer en niet minder. Efficiënt en strak georganiseerd. Iedere Nazi die hier werkte, heeft geweten wat hier gebeurde, dat kan niet anders! Maar wat waren dat voor mensen? Thuis zorgzame vaders en liefhebbende echtgenoten die hier dagelijks hun werk deden zoals elke arbeider van een willekeurige fabriek. Hoe zijn mensen tot zulke dingen in staat en waarom? De vraag blijft onbeantwoord. Wat overblijft is verslagenheid en verbijstering. “Never again” is de leus in Rwanda, maar we realiseren ons maar al te goed, dat het ijdele hoop is. Wanneer iedere normale burger aangezet kan worden zich zo te gedragen tegenover onschuldige medeburgers dan moeten we ons de waarschuwing van Primo Levi, een Italiaans-Joodse schrijver die zelf een jaar in Auschwitz gevangen heeft gezeten en wiens uitspraak op muur van het museum in Berlijn wordt geciteerd ter harte nemen. “It happened, so it can happen again”. (Het is gebeurt, dus kan het weer gebeuren).
Super Mario
Een week intensief reizen en de vele indrukken hebben ons moe gemaakt; we zijn toe aan een rustdag. De zaterdag vertoeven we op een camping aan de rand van Zakopane en we doen er helemaal niets. Alleen maar luieren bij de auto, hier en daar een praatje maken en ons verbazen over de vermakelijke schoonmaakwoede van de campingeigenaar die we gekscherend Super Mario noemen. Zijn tuinbroek heeft weliswaar een ander kleurtje, maar met zijn koddige postuur, hoedje. snorretje en altijd aanwezige glimlach lijkt hij verdacht veel op het super mannetje. Super Mario runt zijn camping met liefde en zorg en schoon sanitair is zijn handelsmerk. Nergens ter wereld, noch op een camping noch in een hotel hebben we zulk schoon sanitair gehad. Volgens onze Nederlandse buren veegt hij nog net niet je billen af als je naar het toilet geweest bent en dat is niet overdreven. Zo gauw als iemand het toilet verlaat gaat Super Mario er breed lachend met een sopje en een dweil weer achteraan en wanneer we aan de afwas willen beginnen komt hij ons steevast een teiltje warme sop brengen. Een ongekende luxe, maar bezwaard voelen we ons wel een beetje.
Zakopane
Van
het rustige bergdorpje, dat Zakopane eens was is niet veel meer over.
Het Saint Tropez van Polen zoals het mondaine skiresort ook wel wordt
genoemd is groot, super toeristisch en enorm druk. Aan luxe hotels en
vermaak is hier geen gebrek en ook in de zomer zijn de belangrijkste
skiliften gewoon open om de hordes dagjestoeristen, wandelaars en
mountainbikers de bergen op de brengen. Voor een zware trekking kunnen
we de moed niet opbrengen, dus scharen ons bij de dagjestoeristen en
nemen we de gondels naar de top van de 2000 meter hoge Kasprowy Wierch,
de hoogste lift in de regio. Het vreemde gebaar van een koetsier
negerend volgen we de wegwijzers op zoek naar de skilift, maar wat is
het hier druk? Honderden mensen, allemaal te voet, begeven zich in
dezelfde richting. Langzaam dringt het tot ons door: “hier
mogen
we vast niet rijden”. Dat wilde die koetsier ons natuurlijk
duidelijk maken. Een paar tellen later bereiken we het kleine
parkeerterreintje onderaan de gondel en wordt ons vermoeden
onmiddellijk bevestigd. Een politieagent houdt ons aan en meldt streng,
dat het laatste stukje Nationaal Park is en dat we daar niet mogen
rijden. Markus wordt gesommeerd de auto te parkeren en zich bij de
agenten te melden met autopapieren, paspoort en rijbewijs. Balen, dat
wordt vast een bekeuring. Terwijl ik mij discreet afzijdig houd en
keurig in de auto blijf zitten, meldt Markus zich bij de agenten. De
papieren worden gecontroleerd en ja hoor, het bonnenboekje komt
tevoorschijn. Maar liefst 500 Zloty is de boete. Dat is even slikken!
Omgerekend is dat 125 Euro en dat is wel een erg dure bekeuring voor
onze, vinden wij zelf, milde overtreding. Dat wordt op zijn minst
sputteren en Markus probeert te halen wat er te halen valt. De
beproefde tactiek van “de onnozele toerist” (toen
we de weg
vroegen heeft iemand ons deze kant opgestuurd, daar kunnen wij ook
niets aan doen), gezonde logica (wij wisten het echt niet anders hadden
we het natuurlijk niet gedaan), beetje meeveren (natuurlijk de agent
heeft volkomen gelijk), beetje zielig doen (500 Zloty is wel een hele
zware straf, wij zijn toch geen criminelen maar gewoon toeristen die
zijn mooie land willen bezoeken), een heleboel vriendelijkheid en
vooral het uitstralen van heel veel geduld werpt weer zijn vruchten af.
Een kwartiertje later komt Markus met een voldane glimlach terug naar
de auto gelopen. Het is gelukt. Hij heeft zich er onderuit kunnen
praten en de schade is slechts een vermanende waarschuwing. Niet slecht
gedaan want de uit Nederland afkomstige Polen die na ons worden
aangehouden, krijgen het niet voor elkaar. Zij weten de boete te
beperken tot 50 Zloty, maar betalen moeten ze wel. Braaf rijden we
terug naar het dorpje, parkeren de auto en nemen voor nog geen euro per
persoon de taxi terug naar de gondel. Door al het oponthoud zijn we de
voorsprong van het vroeg aanwezig zijn kwijt. Voor de kassa staat
inmiddels een lange rij en pas na een uurtje wachten kunnen we naar
boven. Terwijl het in het dal al weer warm begint te worden is het
boven nog guur en koud. Zo koud zelfs, dat Markus het halverwege in
zijn dunne shirtje voor gezien houdt en ik het laatste stukje naar de
top in mijn eentje moet wandelen. Maar ook ik strand zo’n
twee
meter voor de finish. Het waait inmiddels zo hard, dat ik moeite heb
mij staande te houden op het smalle pad. Slechts twee grote keien
scheiden mij nog van de top en het kleine witte paaltje dat daar staat,
maar de wind wint. Het uitzicht is nu al duizelingwekkend en dat
laatste stapje durf ik echt niet meer. Half schuilend achter de laatste
rotsblok vraag ik snel iemand een fotootje van mij te schieten en dan
schuifel ik langzaam terug naar Markus die halverwege nog steeds op mij
zit te wachten. Terwijl de wind onverminderd van kracht blijft begint
de zon steeds meer terrein te winnen en wordt het landschap mooier en
mooier. Staand op één van de hogere bergruggen
uit de
omgeving ontvouwt het landschap van het hoge Tatra gebergte zich
langzaam onder onze voeten. Scherpe rotsten en steile hellingen
omlijsten de groene valleien met kraakheldere bergmeren. Het uitzicht
is adembenemend; de wind helaas ook. Hadden we toch maar iets warmers
aangetrokken, en dan zien we in een klein bergsportwinkeltje ineens
twee super lichtgewicht thermojasjes en dat voor een spotprijsje nog
wel. Die kunnen we niet laten hangen. We trekken ze onmiddellijk aan en
wagen ons nog één keer de kam van de berg op.
Voor de
eerste test zijn ze geslaagd; ze zijn inderdaad 100% winddicht. Daarna
wordt het tijd voor de terugreis. Deze keer geen lange rij wachtenden
en binnen een kwartiertje zijn we twee gondels verder en weer terug in
het dal. Allebei nog steeds gekleed in onze nieuwe winterjassen terwijl
het beneden inmiddels zo’n 30 graden. Pfff… gauw
uit die
dingen.
Ondanks de bewolkte start is dit zeker de warmste dag tot nu toe en ook het verkeer is drukker dan anders. Over de 100 kilometer van Zakopane naar Krakau doen we maar liefst 3 uur. Her is een hete vermoeiende rit en eenmaal ter plaatse komen we de schaduw niet meer uit.
Alles gemaakt uit zout
Bijna 1000 jaar oud, ruim 327 meter diep en met een gangenstelsel van zo’n 300 kilometer is de Wieliczka-zoutmijn één van de oudste en grootste zoutmijnen ter wereld. Stiekem verwachten we gammele hijsbakjes, donkere schachten en nauwe bedompte gangen waarin we nauwelijks rechtop kunnen staan, maar niets is minder waar. Via een goed verlicht trappenhuis brengen 380 houten treden ons naar het eerste niveau en een hypermoderne roestvrijstalen lift brengt ons later weer boven de grond. In de mijn zelf zijn de gangen en kamers ruim en verrassend goed geventileerd. Ruim drie uur wandelen we door de mijn, gaan we via sluizen die gangen van ongelijke druk met elkaar verbinden van de ene gang naar de andere, leren we veel over het werken en leven in een zoutmijn, voelen we mee met het verhaal over de werkpaarden van vroeger, die eenmaal afgedaald in de mijn nooit meer het daglicht zouden zien, verbazen we ons over de rijkelijk gedecoreerde kapelletjes en zijn we diep onder de indruk van de prachtige beeldhouwwerken soms gemaakt door kunstenaars maar vaak ook door doodgewone mijnwerkers. Kabouters, beelden van de Paus en andere beroemde Polen, 3-dimensionale schilderijen met Bijbelse taferelen, zelfs kroonluchters en plavuizen; alles is gemaakt uit zout. Hier en daar zijn zelfs grote ondergrondse meren; zoutmeren met een zoutgehalte hoger dan dat van de Dode Zee. Het is een wonderlijke wereld en we kijken onze ogen uit. Dankzij onze leuke gids is de rondleiding bovendien erg vermakelijk. Een paar bijdehante opmerkingen leveren Markus al snel de bijnaam “smarty” op en de rest van de trip is hij voor onze gids een dankbare prooi.
Krakau
Er
is niets veranderlijker dan het weer wordt wel eens gezegd en deze keer
zijn we daar niet rouwig om. Was het gisteren met ruim 35 graden in de
schaduw nog extreem heet, nu is het heerlijk. Afgelopen nacht is het
weer omgeslagen en vandaag is het zo’n 24 graden en een
beetje
bewolkt. We hadden geen betere dag kunnen uitzoeken voor een bezoek aan
Krakau; een hippe moderne studentenstad, met een oud centrum en het
grootste middeleeuwse plein van Europa. Maar de stad heeft ook een
duistere kant. Krakau heeft het in de oorlog zwaar te verduren gehad en
dat geldt bovenal voor de grote Joodse gemeenschap. In de 15e eeuw,
reeds ver voor de Tweede Wereldoorlog, was de Joodse gemeenschap in
Krakau al een onderwerp van spot en agressie en opgejaagd door sterke
antisemitische sentimenten onder de Poolse inwoners verlieten velen het
oude centrum en trokken naar het destijds kleine voorstadje Kazimierz,
dat al snel het kloppend hard van de Joodse gemeenschap werd. Woningen,
scholen, synagogen, restaurants, begraafplaatsen en bedrijvigheid; de
Joden hadden er hun eigen wereld totdat de oorlog uitbrak en ze opnieuw
het doelwit werden van onderdrukking. Opgejaagd door de
Nazi’s
werden ze verbannen naar een getto aan de overkant van de rivier. De
Joden zaten er als ratten in een val en een grote muur hield hen
gevangen in erbarmelijke omstandigheden. Velen stierven er aan ziekte
of uitputting en zij die het overleefden werden bijna allemaal opgepakt
en vermoord in de concentratiekampen waarvan de meeste in
Auschwitz.
Voor de oorlog leefden hier ruim 70.000 Joden en de wijk staat nog vol met herinneringen uit deze tijd. Er hangt een bijzondere sfeer. In Kazimierz zijn geen moderne winkel boulevards. Hier vullen grote oude gebouwen, kleine winkeltjes, Joodse restaurantjes en kunstgalerijen het straatbeeld. Er zijn veel plekken die herinneren aan het Joodse leven, dat zich hier eens afspeelde. Synagogen, een oude Joodse begraafplaats, gebouwen met Hebreeuwse inscripties of een Davidster, een hekwerk met daarin verwerkt de zevenarmige kandelaar; er zijn nog veel herinneringen, maar veel Joden zijn er niet meer. De oorlog heeft aan bijna de hele populatie het leven gekost en stad is ook vandaag de dag nog bijna “Jodenvrij”. Volgens schatting leven er nog slechts een paar honderd Joden in Krakau. Vanuit Kazimierz lopen we naar de andere kant van de Wisla waar eens de Joodse getto was en ook hier zijn nog een paar plekken die herinneren aan deze zwarte periode, maar verder gaat het leven weer gewoon zijn gangetje. Van de muur die eens de getto omsloot resteert nog maar een klein stukje, de tram rijdt weer door de straat en de huizen worden weer bewoond. Zo op het oog lijkt het een hele normale wijk. Slechts een paar toeristische wegwijzers en een serie bronzen stoelen op het grote plein bij de tramhalte vanwaar de deportaties plaatsvonden herinneren aan de tragedie die zich hier heeft afgespeeld. De Krakauers zelf staan er duidelijk niet meer bij stil en lopen er gehaast aan voorbij.
Een held in oologstijd
Naast alle ellende die een oorlog kenmerkt, kent iedere oorlog ook helden. Voor de Joden in Krakau is dat Oscar Schindler. Een rijke Duits-Tsjechische zakenman die toen de oorlog begon de Joodse emaillefabriek in Krakau kocht. Voor Schindler, zelf lid van de nazipartij, waren de Joodse werknemers, in eerste instantie vooral goedkope arbeidskrachten, maar al gauw trok hij zich het lot van de mensen aan. Door omkoping van hooggeplaatste SS-officieren wist Schindler “zijn Joden” te beschermen en redde hij daarmee het leven van zo’n 1200 mannen, vrouwen en kinderen. Oscar Schindler, de held van velen, is inmiddels overleden en begraven in Israël. Zijn fabriek huisvest een indrukwekkend multimediaal museum. Oude foto’s, bewegende beelden, straatgeluiden en vele voorwerpen vertellen het verhaal van het leven in het door Nazi’s bezette Krakau. Schokkend zijn de enorme grote knalrode vlaggen met hakenkruizen en de meeste indruk maakt de ronde witte ruimte met gebedsmolens aan het einde van de rondgang. Terwijl op de achtergrond melancholische Joodse muziek speelt lezen we een aantal van de ontelbare uitspraken en dankbetuigingen waarmee de witte muren zijn gevuld. Het verhaal van de overlevenden komt even heel dichtbij en het wordt pijnlijk duidelijk wat de impact van deze ene man op het leven van de overlevenden is geweest. Aan de andere kant van de ruimte, op de ramen vlakbij de uitgang zien we portretten van de Joden die dankzij zijn inspanningen gered zijn. De medewerkers uit zijn fabriek; de Joden van “Schindler’s List”. Het verhaal dat zo aangrijpend is verfilm door Steven Spielberg. Thuis willen we de film beslist nog eens bekijken. Een prachtige spreuk uit de Talmud, die zowel in de film als ook in het museum prominent aanwezig is, blijft nog lang in ons hoofd naspoken: “Whoever saves one life, saves the world entire”. (Wie één leven redt, redt de wereld)
In de middag is het tijd voor iets luchtigs. In tegenstelling tot haar inwoners hebben de bouwwerken van Krakau niet tot nauwelijks te lijden gehad van de oorlog. Vernielingen en bombardementen zijn de stad gespaard gebleven en nagenoeg alle gebouwen hebben de oorlog ongeschonden doorstaan. Hier geen gerenoveerde kathedralen of paleizen, maar originele authentieke bouwwerken. Je proeft dan ook de geschiedenis. Geruime tijd slenteren we over het met kleurrijke en imposante pakhuizen omsloten middeleeuwse plein in de oude binnenstad, kuieren we door de vele winkelstraatjes, verwonderen we ons over de imposante gebouwen en genieten we van het kijken naar mensen vanaf één van de vele terrasjes.
Warschau
Warschau, de hoofdstad van Polen, is een grote moderne metropool. Meer nog dan in Krakau staat het oude centrum volgepakt met grote barokke gebouwen; de één nog groter en uitbundiger gedecoreerd met beelden en ornamenten dan de andere. Het is overweldigend zoveel pracht en praal bij elkaar te zien en toch vinden we de stad minder mooi dan Krakau. Waar Krakau iets intiems en artistieks had vinden we Warschau groot en onpersoonlijk. Ons bezoek aan de stad verloopt ongeveer in dezelfde stijl. We laten ons meeslepen door de sfeer in het oude centrum, we pikken regelmatig een terrasje en bezoeken opnieuw een aantal monumenten die herinneren aan de ellende die de oorlog heeft aangericht. Ook hier is een Joodse wijk, een synagoge, een groot monument, een Joodse begraafplaats en tegenover een modern winkelcentrum op een binnenpleintje tussen twee flatgebouwen staat nog een klein stukje gettomuur, maar veel is er niet van over. Zonder hulp van een vriendelijke zwerver zouden het nooit gevonden hebben. In Warschau lijkt de geschiedenis weggevaagd en er is maar weinig meer dat herinnert aan de ruim 400.000 Joden die hier eens woonden. Net als bij de gettomuur treffen we ook bij de oude Joods begraafplaats opnieuw Joodse toeristen op zoek naar een stukje geschiedenis. De man is openhartig en op zoek naar het graf van een oude professor. Wanneer we de begraafplaats betreden plaatst hij volgens Joods gebruik respectvol een keppeltje op zijn hoofd. We voelen ons er niet helemaal op ons gemak. De oude verweerde graven zijn zowel indrukwekkend als luguber. Hoewel het door veel toeristen wordt bezocht en zich niemand stoort aan onze aanwezigheid, voelt het niet gepast hier te zijn. We nemen snel een paar foto’s en verlaten de begraafplaats. De rest van de middag gebruiken we om te winkelen in een enorm winkelcentrum waar echt alles te koop is en ieder internationaal merk zijn eigen winkel heeft. Een hele dag hoppen met de bus en tram van de ene plek naar de andere begint zijn tol te eisen. Wanneer we tegen achten terug zijn op de camping hebben we overal spierpijn en branden onze voeten alsof we de vierdaagse hebben gelopen.
Een druilerige dag
De
dag begint goed. Stram van spierpijn kruipen we uit ons bed en zien we
een stralende blauwe lucht. Het belooft weer een mooie dag te worden.
Om ons niet te hoeven haasten besluiten we het oudste oerbos van Europa
in het Bialowieza Nationaal Park, helemaal in het uiterste Oosten van
Polen, te laten schieten en rechtstreeks naar Mazurië te
rijden.
Mazurië is het land van de 1000 meter en een rustig dagje aan
het
water lijkt ons wel wat, maar dan moet het wel wat beter weer worden.
Halverwege de ochtend verdrijven donkere wolken de zon en begint het
bijna onophoudelijk te regenen. Al vroeg in de middag bereiken we
volgens zeggen één van de leukste plekjes in het
merengebied, maar erg aanlokkelijk ziet de omgeving er niet uit. Het is
koud en nat, de lucht is grijs en er staat een straffe wind. Nog steeds
vol goede hoop op een weekendje aan het water doen we eerst maar eens
boodschappen, maar het helpt niets. De lucht blijft onveranderd grijs
en we kunnen niet de motivatie vinden om hier te blijven. We pakken de
kaart er maar eens bij. Een gemarkeerde plek geeft een
bezienswaardigheid aan die we tijdens de voorbereidingen hadden
gevonden. Het is slechts 40 kilometer hier vandaan. We besluiten daar
eerst maar eens te gaan kijken en dan zien we wel verder.
Wolfsschanze
Onze route naar Wolfsschanze is er eentje over tussendoor weggetjes dwars door het Poolse platteland. Hier gaat de modernisering duidelijk langzamer dan in de grote steden. De weg is een smal hobbelig pad van lapjesasfalt en tussen de soms grote villa’s staan evenveel kleine krakkemikkige huisjes. Ze doen denken aan beelden die we wel eens gezien hebben van Russische platteland. De route is best leuk, maar het weer blijft helaas slecht. De Tweede Wereldoorlog en de herinneringen daaraan zijn tot dusver de rode draad geweest in onze reis door voormalig Oost-Duitsland en Polen en Wolfsschanze is het laatste monument dat daarmee verband houdt. We bezoeken het met gemengde gevoelens; nieuwsgierig enerzijds, maar ook met een gevoel van afkeer. Alle monumenten en plaatsen die we tot nu toe hebben bezocht herinnerden vooral aan de gruwelijkheden die de nazi’s hebben aangericht. Wolfsschanze daarentegen is van een andere orde. Diep verstopt in de dichte bossen van Noord Polen liggen de restanten van wat ooit één van de belangrijkste hoofdkwartieren van Adolf Hitler was; het brein achter de gruweldaden waarvan we zoveel bewijzen hebben gezien. Driekwart van zijn tijd zou Hitler hier hebben vertoefd en zelfs één van de bekendste aanslagen op zijn leven hebben overleefd. In juni 1944 probeerde Claus von Stauffenberg hier Hitler tijdens een belangrijke meeting te vermoorden door een bom te verstoppen in een aktentas. Het kwartje valt; dit is het verhaal uit de film Valkyrie met Tom Cruise! Bij de aanslag werden een paar mensen gedood, maar Hitler ontsprong de dans en liep amper een schrammetje op; de tafel waaronder de aktentas was verstopt was te stevig. Jammer denken we. Bij de opgeblazen bunker die herinnert aan de moedige poging van Claus von Stauffenberg ligt een bos bloemen. We krijgen er een ongemakkelijk gevoel bij. Was is de reden van de bloemen? Een eerbetoon aan de moedige poging van een deserterende SS’er of een eerbetoon aan Hitler? We lopen door en zien de ene bunker na de andere. Sommige volledig verwoest, maar anderen nog redelijk in takt. Wat een contrast met de getto’s in Krakau en Warschau en de barakken in Auschwitz. Terwijl een grote schare volgelingen zijn zieke ideeën in de praktijk uitvoerde, verstopte één van ’s werelds wreedste leiders zich hier achter muren van wel drie meter dik gewapend beton. Te waardevol om het te laten bestaan hebben de nazi’s het complex geprobeerd om te blazen, maar sommige muren waren zo sterk, dat ze slechts gescheurd zijn. Misschien komt het door het druilerige weer of het weinige licht, dat door het dichte bladerdek heen schijnt, maar deze plek heeft iets onheilspellends. Er is niets mooier gemaakt dan het is en de bunkers en ruïnes zijn muf, vol schimmels en overwoekerd door mossen en planten. Hoewel dit geen plek is van groot menselijk lijden bezorgt het ons een neerslachtig gevoel. Hier op deze plek was ook geen liefde of hoop. Hier heeft het kwaad geregeerd. Hoe onpasselijk dan ook om in één van de verlaten loodsen een schietbaan te vinden. Oorlogje spelen in een oude bunker van Hitler. Oude helmen, wapens en handgranaten liggen tentoongesteld en kunnen als souvenir worden gekocht. Hier klopt iets niet. Dit kan voor ons gevoel niet; niet hier! We hebben genoeg gezien; het is tijd op te gaan. Overnachten op de bijbehorende parkeerplaats annex camperplaats is voor ons geen optie. Op deze plek willen we niet nog langer blijven. Opnieuw pakken we de kaart er bij en voor de derde keer vandaag wijzigen we ons plan. Het is nu toch al laat en een paar uurtjes meer op minder reizen maakt ook niets meer uit. We hebben een waypoint van een camping in Elblag. Geen idee of het wat is, maar het ligt op onze route en morgen zien we wel verder.
Elblag
Het
was de langste reisdag van de vakantie en we zijn moe. Met het getik
van de regen vallen we in een diepe slaap. De volgende ochtend worden
we pas laat wakker en dan zien we tot onze verbazing dat het stralend
weer is. De zon is terug en de plek is eigenlijk best mooi. We staan
aan het Elblag kanaal en zien vanaf de kade de rondvaartboten passeren.
De keuze is snel gemaakt. Toch nog een rustdag aan het water dus.
Vandaag gaan we nergens heen. Ik schrijf wat, Markus gaat vissen, we
koken een uitgebreide warme maaltijd en voor de lunch bakken we
pannenkoeken. Kortom een rustdag zoals een rustdag bedoeld is. Aan het
einde van de dag zijn we weer helemaal opgeladen voor de laatste week
van onze vakantie.
Gdansk
Van Elblag naar Gdansk is een afstandje van niets. Het kost ons slechts een half uurtje en dan bereiken we de stadsgrenzen van deze havenplaats. De mooie verhalen staan echter in schril contrast met de eerste beelden die we opvangen. We benaderen de stad niet van zijn mooiste kant. Zware vervuilende industrie en vieze troosteloze bedrijventerreinen is onze eerste indruk. Gelukkig ziet het centrum er een stuk gezelliger uit. Brede straten met grote gekleurde gebouwen waarvan de gevels rijkelijk versierd zijn met schilderingen vullen de oude binnenstad en de kade langs de haven is een aaneenschakeling van oude pakhuizen. De stad is mooier dan verwacht, maar de drukte is een flinke domper. Misschien komt het omdat het zondag is en dus een vrije dag voor de meeste Polen, maar het voelt alsof het halve land naar Gdansk is getogen. Langs de haven en in de winkelstraten kun je over de koppen lopen. Er is een braderie, een hobbymarkt en een rommelmarkt, overal staan eetkraampje, alle winkels zijn geopend, er is een kermis, de terrasjes zijn overvol en in de straten roepen demonstranten, straatkunstenaars en talloze straatmuzikanten om onze aandacht. Het is gewoon niet leuk meer en de piek moet duidelijk nog komen want het wordt met minuut drukker. We geloven het wel. Op een terras bestellen we nog een verse wafel als afscheid en dan laten we Gdansk voor wat het is en beproeven we ons geluk is het nabij gelegen Sopot, een poepchique badplaats op slechts een steenworp afstand van Gdansk. Maar helaas, hier krijgen we van hetzelfde laken een pak. Nog meer terrasjes, nog meer kraampjes en vooral nog meer mensen; alleen de bebouwing is anders. Had Gdansk nog een mooi historisch centrum hier is het slechts strakke moderne nieuwbouw, alleen de pier is de moeite waard. Sopot kan prat gaan op het hebben van “de langste houten pier van Europa”. Na een kleine wandeling langs het strand, waar stoere baywatch mannen en vrouwen een oogje in het zeil houden, bereiken we de pier, maar ook hier weer veel mensen en we moeten er nog voor betalen ook. Zo bijzonder is de pier nou ook weer vinden we. We besluiten hem over te slaan en de drukte te ontvluchten. Iets wat maar ten dele lukt, want hoewel het geleidelijk iets rustiger wordt zijn ook de kleine plaatsjes langs de kust er druk, met lange files en overbevolkte campings als gevolg. We moeten het er maar mee doen en vinden uiteindelijk een plekje op een tjokvolle surfcamping.
Retourtje Hel
Het zou je adres maar zijn. “Waar woont u mevrouw? In Hel?” Het adres bestaat echt. Het laatste plaatsje helemaal aan het einde van de landtong waarop we vannacht hebben overnacht heet Hel. Het kleine vissersdorpje dat in de vakantieperioden wordt overspoelt door toeristen stelt niet zo heel veel voor. We zijn er nog voor de grote drukte en zien in de haven de vissers druk doende met het binnenhalen van hun vangst. Het zijn bijna allemaal scholletjes en de meeste vis wordt direct op de kade al verhandeld. Daarna lopen we nog even langs de andere bezienswaardigheid van Hel; een klein zeehondenopvangcentrum. Voor omgerekend 50 cent per persoon mogen we naar binnen en het is verrassend leuk. Ondanks, dat we ook hier weer tussen een grote mensenmassa staan en we van de Poolse uitleg geen woord verstaan is het erg leuk om de zeehonden te zien. Het zijn baltische zeehonden en deze soort hebben we nog niet eerder gezien. Ze hebben een groot ovaal hoofd met een lange spitse snuit. En dan is het tijd om Hel weer te verlaten. Onderweg scoren we natuurlijk nog even een foto van een bord met de plaatsnaam er op.
Nog meer stranddrukte
De terugreis in ongemerkt begonnen en langzaam sukkelen we langs de Oostzeekust terug naar Duitsland. Sukkelen is daarbij het juiste woord, want hadden we nog de stille hoop, dat het verderop rustiger zou worden, niets is minder waar. Keer op keer belanden we in de door toeristen overladen dorpjes en in ieder gehuchtje stuitten we op een kleine file langs souvenirwinkeltjes, eettentjes, kraampjes met strandartikelen en bermen vol met geparkeerde auto’s. Geduld is vandaag het toverwoord want snel vorderen we niet. Gelukkig hoeven we niet ver.
Het mooiste stukje Polen
Slowinski NP; een stukje beschermd natuurgebied met wandelende duinen van soms wel 56 meter hoog. De plaatjes van internet hebben ons nieuwsgierig gemaakt en met de duinen van Afrika in ons achterhoofd gaan we opgetogen richting het nationaal park. Deze keer zorgvuldig de borden in de gaten houdend, want een tweede keer een bekeuring ontlopen zal vast niet lukken. De auto parkeren we noodgedwongen maar langs de weg in de berm want de enige parkeerplaats bij het park is vol. We twijfelen of dit wel mag, maar omdat er nog veel meer auto’s staan vertrouwen we er maar op, dat ze het wel zullen gedogen. We parkeren de auto voor een grote overlandtruck die te oordelen aan de landkaart op de deur al eens in Afrika is geweest en dan wandelen we naar de ingang. Tot onze verrassing moeten we vandaar nog 6 kilometer lopen, maar gelukkig gaan er ook electrokarretjes. Een beetje suf, maar wel comfortabel. En dan zijn we er. Natuurlijk zijn we ook hier weer niet alleen, maar dat mag de pret niet drukken. De duinen overtreffen al onze verwachtingen en in meerdere opzichten vertonen ze overeenkomsten met de duinen in Namibië. Eenmaal bovenop de duin strekt een enorme vlakte met witte zandduinen zich voor ons uit. We mogen slechts tot aan de rand want het ecosysteem in dit stukje natuur, dat aan de ene zijde omsloten wordt door de Oostzee en aan de andere zijde door een oud bos, is bijzonder kwetsbaar. Door de zilte lucht en de straffe zeewind zijn de bomen vergroeid en de stammen verweerd. Zand verzwelgt langzaam de dode stronken aan de rand van het bos. Grijze noestige stammen staan verzonken in een zee van wit zand. Het is een plek om stil van de worden. Dit is met recht de mooiste plek van Polen. Jammer genoeg is juist nu de batterij van onze camera leeg en hebben we de reserve in de auto laten liggen. Gelukkig biedt de Iphone uitkomst. Helaas is een lege camera niet de enige tegenvaller van de dag. Terug bij de auto vinden we achter onze ruitenwisser een Poolse bekeuring. Het briefje is helemaal in het Pools en we kunnen er geen chocolade van maken, maar het lijkt alsof we ons binnen 7 dagen bij de politie moeten melden. Hmmm we moffelen hem snel weg. Ze komen de boete vast niet in Nederland incasseren en geldt hopelijk ook voor de snelheidsovertreding waarvoor we de volgende dag worden geflitst.
Pools volksvermaak
Ook onze laatste avond in Polen slijten we in een toeristisch badplaatsje, deze keer op de grens met Duitsland. Het is er bijzonder lawaaierig en qua drukte doet het zeker niet onder voor de andere plaatsten langs de kust en toch heeft het iets. Er is een lokale kermis en op de meeste terrasje speelt een live-bandje. Er hangt ondanks de drukte een intieme sfeer. Dit is een feestje van Polen onder elkaar. We maken een lange strandwandeling, zien vanaf het terras van een strandtentje de zon in zee onder gaan en slenteren samen met de Polen over de lange pier waarvan het hekwerk volgens goed Pools gebruikt vol hangt met hangsloten. Voor altijd vastgemaakt als symbool van een eeuwig liefdesverbond. We zien oude verroeste hangsloten waarvan de gegraveerde namen nauwelijks nog leesbaar zijn, maar er hangen ook nieuwe nog blinkende hangsloten tussen. Het is een leuk gebruik en dat geldt ook voor de wensballonnen die vanaf het strand worden opgelaten. Overal staan groepjes mensen te worstelen met een vuurtje en papieren ballonnen. Veel ballonnen stranden in zee, maar een enkele ballon weet voldoende hoogte te bereiken om vervolgens als een klein flikkerend stipje aan de horizon te verdwijnen.
Het einde van onze vakantie komt in zicht. We onderbreken de lange rit naar huis nog één keer voor een laatste nachtje aan de kust. Deze keer aan de Duitse Oostzeekust op het schiereiland Poel. Nog één keer een lange avondwandeling langs het strand, nog één keer foto’s schieten van een prachtige zonsondergang en nog één allerlaatste terrasje.
We kunnen opnieuw terug kijken op een prachtige reis. Polen is een groot land. Uren achtereen hebben we door eindeloze graanvelden gereden en hoewel de binnenlanden meer dan eens eentonig en saai zijn waren, waren de toeristische trekpleisters meer dan de moeite waard. De prachtige steden en de monumenten en plaatsen die nog zo pijnlijk herinneren aan de gruwelijkheden van de Tweede Wereldoorlog hebben grote indruk gemaakt. De enorme drukte heeft ons wel verrast. Stiekem hadden we gehoopt op een vakantie waarin grote toeristenmassa’s ons bespaard zouden blijven, maar dat pakte helaas anders uit. Toerisme is duidelijk in opkomst en tijdens de weekenden en lokale vakantieperiodes trekken de Polen er zelf massaal op uit.