This page only has Dutch navigation. Press the English flag to return to the English part of this website

Namibië deel 1 - 2007


5 november 2007 - 29 november 2007  

Route: Mohemba (grens met Botswana) - Rundu - Grootfontein - Ondangwa - Ruacana - Swartbooisdrift - Opuwo - Epupa - Okangwati - Otjitanda - Etanga - Orupembe - Puros - Sesfontein - Palmwas - Swakopmund - Walvisbaai - Spitzkoppe - Windhoek


Weer terug

Namibië, voor ons het land waar we al een tijdje naar uitkijken. Het is hier, ruim twee jaar geleden, dat het idee voor onze reis langzaam werd geboren en nu zijn we er terug met onze eigen auto. We hebben er reuze veel zin in en zijn benieuwd hoe we het deze keer zullen ervaren. Op gejaagd door een aantal flinke bosbranden in het noorden van Botswana bereiken we de grens een dagje eerder dan gepland. Als we ons melden is de dag bijna om. We zijn er net voor sluitingstijd en het is er erg rustig. De beambten zijn duidelijk de laatste minuten aan het aftellen en zijn blij, dat de dag erop zit. Begrijpelijk, want het kleine gebouwtje heeft geen airco en het is er erg warm. De laatste twee weken wordt het elke dag warmer en het gemiddelde ligt momenteel rond de veertig graden. Voor ons ook niet altijd een pretje, maar we zijn er langzaam al wel weer een beetje aan gewend. Bij de grens is alles snel afgehandeld. Als Nederlanders hebben we geen visum nodig. We krijgen gratis en voor niets een stempeltje, dat ons toestaat maximaal 90 dagen in het land te blijven en dat is geen overbodige luxe. We willen ruimschoots de tijd nemen om door het noorden van Namibië te reizen en de eerste twee weken van december zullen we, samen met Rene en Margriet, nog een mooie rit land de bekendste bezienswaardigheden maken. Als we de grensformaliteiten hebben afgehandeld rijden we het land binnen en de weg veranderd onmiddellijk in een mooie brede en erg goede gravelweg. Typisch zo'n weg die je ook veel in het zuiden van land ziet. Het is een bekend plaatje en er bekruipt ons het prettige gevoel weer op bekend terrein te zijn; in dit land zijn we eerder geweest en we weten wat ons te wachten staat. Niet zo avontuurlijk misschien, maar wel lekker voor de verandering.

 


Een nieuw record

Vanaf de grens rijden we een klein stukje door naar een mooie lodge. We overnachten aan de Okavango rivier waar nijlpaarden weer eens zorgen voor de achtergrondgeluiden. De camping is een mooie plek en het sanitair is prachtig. Het zit allemaal in de openlucht, enkel afgeschermd met rieten wanden en de ene douche is nog mooier dan de andere. De prive douche die bij ons plekje hoort zit rondom een boom gebouwd die weelderig is begroeid met klimplanten. De volgende dag rijden we door naar Rundu, waar we nodig geld moeten halen. We hebben nog geen dubbeltje Namibisch geld en dat is erg onhandig. Echter wat slechts een korte tussenstop van een dag zou zijn wordt er eentje van vier dagen, want op het moment, dat we de camping op rijden is het weer zover. Rondom ons linker voorwiel is het helemaal nat van de olie. Olie die afkomstig is van een van onze spiksplinternieuwe schokdempers. De schokdemper heeft het slechts drie dagen volgehouden en zo bezorgen de Zuid-Afrikaanse dempers ons een nieuw record. Dat kan haast niets anders betekenen, dat het of rotzooi is of we hebben gewoon pech en eentje met een fabricagefout gekocht. Welke van de twee het ook is, we zijn weer net zo ver als een paar dagen geleden en starten een nieuwe speurtocht naar schokdempers. Hopelijk hebben ze hier in Namibië meer keus. Als eerste beproeven we ons geluk bij de eigenaar van de lodge en dan vallen we met onze neus in de boter. Bob, de technische man aldaar is een echte landroverkenner met veel connecties door het hele land. Binnen twee dagen regelt hij voor ons echte Old Men Emu's, dé dempers voor het ruige werk die we tot op heden nergens konden vinden en voor de prijs van een paar biertjes helpt hij ons bovendien met de montage.

 


Bakstenen en glas

Na een paar dagen oponthoud in Rundu, wat achteraf niet echt vervelend was, want we hadden een mooi plekje aan de oever van de Kavango rivier met een mooi uitzicht op Angola, reizen we, uitgerust en met alweer nieuwe dempers weer verder. Ons doel is Epupa; een plekje waaraan we goede herinneringen bewaren. Het is een oase in een erg droge regio. De rit er naar toe is lang, heet en stoffig. Het kost ons in totaal vier dagen om er te komen en onderweg maken we nog een paar leuke stops. In Oshakati slapen we bij een museum, dat wordt gerund door de lokale gemeenschap. Het is een goed initiatief en vooral de nagebouwde kraal (traditioneel drop) is leuk om te bezoeken. De kraal is onbewoond en dus zonder, het gevoel inbreuk te maken op iemands privacy kunnen we er rustig ronddolen. Het dorp is een verzameling hutjes met daar omheen een omheining van paaltjes. In onze westerse ogen is het maar een armzalige behuizing, maar binnenin is het verrassend koel en met temperaturen van ruim veertig graden buiten waarschijnlijk een heel stuk aangenamer dan onze huizen van bakstenen en glas.

 


Van martelkamer tot kerk

In Ombalantu bezoeken we een reusachtige baobab. De boom is met een omtrek van 38 meter nog groter dan de boom die we in Botswana hebben gezien. De boom is zelfs zo groot, dat er zich binnenin een grote leefruimte bevindt. Een ruimte die momenteel is ingericht als kerkje, met een echte spreektafel en een paar bankjes, maar die in het verleden ook voor andere doeleinden is gebruikt. In de oorlog heeft het dienst gedaan als schuilplaats, in de tijd van de Duitse kolonisatie was het een postkantoor en in de oorlog in de jaren '70 toen zich rondom de boom een basis van het Zuid-Afrikaanse leger bevond, had de ruimte een merkwaardige combinatiefunctie. In die tijd deed het dienst als martelkamer, kerk en bar.

Bijzondere campingbezoekers

Tijdens onze derde reisdag rijden we via Ruacana verder naar het westen. Via een mooie en verrassend goede piste langs de Kunene rivier bereiken we geleidelijk het leefgebied van de Himba's, een nomadenstam in het Noorden van Namibië. Net als een paar jaar geleden verbazen we ons hoe deze mensen hier kunnen overleven. Met uitzondering van het groen langs de rivier is het land verder dor, droog en vreselijk heet. Vandaag is het maar liefst 45 graden en voor ons bijna ondraaglijk warm. De Himba's daarentegen zijn gewoon met van alles en nog wat in de weer en in de dorpjes, bestaande uit ronde hutjes, zien we nauwelijks enkele beschutting tegen de felle zon. Gelukkig is het op de camping beter toeven. In de schaduw aan de oever van de rivier en met een verfrissend zwembad op slechts een paar meter, is het zelfs een dusdanig relaxte plek, dat we er na drie dagen kilometers vreten een dagje extra blijven hangen. Dagen die, ondanks de serene rust niet saai zijn. De camping is niet alleen een oase voor mensen, maar ook voor dieren. Vanuit onze luie stoel zien we heel veel vogels, hagedissen in alle kleuren en maten, een paar grote leguanen, vleermuizen en een flinke python. Vooral de laatste twee ontmoetingen zullen we niet snel vergeten.



Ongewenst bezoek

De vleermuizen bemerken we tijdens onze eerste avond. Terwijl we in de afgekoelde avondlucht op de laptop een film bekijken voelen we af en toe wat uit de lucht vallen. De spetters, die we in eerste instantie aanzien voor regendruppels, blijken achteraf vleermuizenpoepjes. Ogenschijnlijk zitten we precies op hun vliegroute want we voelen regelmatig wat vallen. Pas de volgende ochtend, bij daglicht, blijkt de omvang van het bombardement. Rondom de plaats waar we zaten ligt het bezaaid met kleine hoopjes bruin gelig spul, dat eruit ziet als een brei met zaden. Ze hebben ons flink te pakken gehad. Op onze hoede nu, zoeken we alvast een poepvrij plaatsje uit voor de komende avond. Een andere minder, gezellige bezoeker van de camping die we ook niet snel zullen vergeten is een behoorlijk grote python. De python blijkt zich verscholen te hebben in de kruin van een bananenplant amper 15 meter van de plek waar we die nacht hebben geslapen en recht tegenover het toiletgebouw. Een van de personeelsleden van de lodge ontdekt de python die zich net tegoed heeft gedaan aan een tros bananen en nu lekker ligt te slapen. De python is enorm en de manager besluit dan ook onmiddellijk de slang te verwijderen. Hij zou de kinderen de stuipen op het lijf kunnen jagen is zijn betoog, maar ons hoeft hij niet te overtuigen. Wij mogen dan geen kind meer zijn, maar als we dit wezen onderweg naar het toilet zouden tegenkomen zouden we het ook besterven van angst.


De reddingsactie die daarop volgt zou niet misstaan in een uitzending van "the crocodile hunter". Onder het toeziend oog van de zwarte medewerkers, die als de dood zijn voor slangen, en een aantal aanwezige toeristen probeert de manager de slang te vangen. In eerste instantie probeert hij het met een stok, maar als de slang enigszins geïrriteerd omdat hij uit zijn bed wordt gewipt er vandoor dreigt te gaan, hakt hij snel de bananenboom om. Met een paar slagen met de machete gaat de boom inclusief slang tegen de vlakte. Zo gauw als de slang op de grond belandt gaat hij er als een haas vandoor, maar de eigenaar weet hem nog net bij zijn staart te pakken te krijgen. Een python mag dan wel niet giftig zijn, maar hij kan lelijk bijten. Heel voorzichtig manoeuvreert de man hem dan ook in een grote zak en neemt hem mee. Terwijl de slang met een bootje naar de overkant van de rivier wordt gebracht waar hij wordt losgelaten keert op de camping de rust weer terug. Alleen een omgehakte bananenboom en een vertrapt bloemenperkje zijn de stille getuigen van het ongewenste bezoek en een geslaagde reddingsactie.

Inkopen doen

Hoewel het vanuit de lodge naar Epupa slechts een paar uur rijden is, gaan we eerst naar Opuwo. Het is een klein stukje terug, maar we moeten eerst nog wat diesel en levensmiddelen kopen voordat we Kaokoland in gaan. Opuwo is het laatste stadje van enige omvang waar we nog het een en ander kunnen inslaan. Daarna is er, tot aan de Angolese grens in het Noorden of tot aan de Atlantische Oceaan in het westen helemaal niets; geen supermarkt, geen bank, geen tankstation, geen water, geen dokter, helemaal niets. We zullen in dit gebied volledig op onszelf aangewezen zijn. Onderweg naar Opuwo, ergens halverwege, helpen we eerst nog een paar lokalen uit de brand. De pick-up die een groep van zeker 15 mannen, vrouwen en kleine kinderen vervoert is gestrand met een lekke band en zo te zien staan ze er nog wel eventjes. We geven ze zo'n tien liter water, ons brood en Markus leent ze wat gereedschap om de band te repareren.

 


Himba's en Dimba's

Opuwo is het eerste plekje in Namibië, dat ons enigszins bekend voorkomt. Hier zijn we een paar jaar geleden ook geweest en veel is er niet veranderd. Het dorp is een unieke mengeling is van Afrikanen, blanken, Herero vrouwen met grote wijde jurken en bijzondere hoeden en Himba's waarvan vooral de vrouwen een prachtige verschijning zijn. Hun huid is bruinrood van een mengsel van geitenvet en oker (gemalen steen) en hun kapsel bestaat uit een aantal vettige slierten die zijn ingesmeerd met dezelfde substantie. Verder zijn ze gehuld in geitenvellen in dezelfde roestbruine tint en dragen ze bruin gekleurde sierraden. Hun borsten blijven onbedekt. In tegenstelling tot Ethiopie waar de lokale stammen een redelijk geïsoleerde gemeenschap vormen mengen de Himba's zich in Opuwo gewoon tussen de mensen. Overal in de straat kom je ze tegen en ze staan gewoon achter ons in de rij voor de kassa in de supermarkt. Naast de Himba's zien we deze keer ook een hele mooie vrouw die volgens de caissière tot de Dimba stam behoort. Ze is nog schaarser gekleed dan de Himba's en draagt niet veel meer dan een aantal strengen fel gekleurde kralen. Zelfs haar onderbroek is niet meer dan een stringetje van een paar kraaltjes. Samen met een paar Zwitsers die we een paar dagen eerder hadden getroffen slapen we een nachtje op dezelfde camping als een paar jaar geleden en dan rijden we terug naar het noorden, naar Epupa Falls.

 


Een klein paradijsje

Epupa, wat we tijdens onze vorige reis een van de mooiste plekjes van Namibië vonden, heeft wat ons betreft nog niet veel van zijn charme verloren. Afgezien van het feit, dat de weg er naar toe verandert is in een erg goede gravelweg, er vlakbij de camping een tentenkamp is opgezet, er nu een zendmast staat voor een optimaal gsm-ontvangst en er zich rondom de camping nog maar weinig traditioneel geklede Himba's meer ophouden is het nog steeds een geweldige plek waar we deze keer zo lang kunnen blijven als we willen. Epupa Falls, waar de Kunene rivier, die de grens vormt tussen Namibië en Angola, zich in meerdere watervallen de diepte in stort, is een oase temidden van een droog en dor landschap. Het geruis van het water is overweldigend en de natuur is erg mooi. Rondom de rivier is het weelderig begroeid met palmbomen en karakteristieke baobabs en tussen de rotsen, net voor het water zich de diepte in stort, zijn kleine poeltjes waar het water kolkend doorheen stroomt. De poeltjes vormen een soort natuurlijke whirlpools waarin het heerlijk dobberen is. Maar het mooiste van alles is het leven, dat zich in- en om de rivier afspeelt. Bij de rivier is het een komen en gaan van mensen en dieren. Kinderen die komen zwemmen, vrouwen die er de was doen, mannen die zich schaamteloos uitkleden, insoppen en afspoelen en kuddes gieten. De ene kudde naar de andere komt naar de rivier om er te drinken en dan zijn er natuurlijk nog de Himba vrouwen die niet ver bij ons vandaan de hele dag onder een boom zitten te rusten. Het is een heerlijke plek die wat ons betreft vele malen mooier is dan de bekende Victoria Watervallen. De Epupa Falls zijn best groot, de omgeving vele malen mooier en dat alles gratis en voor niets.

Pannenkoeken en worstjes

In totaal blijven we er drie dagen en we genieten met volle teugen. We vullen onze dagen met vissen, lezen, wandelen, zwemmen en vooral heel veel niets doen. Vooral de laatste dag is een super dag. Toen we aankwamen was het op de campsite een drukte van belang, duidelijk een gevolg van de verbeterde infrastructuur want er zijn niet alleen meer toeristen met een huurauto, er zijn zelfs een paar overlandtrucks. Maar allemaal gaan ze er op een gegeven moment vandoor en wanneer uiteindelijk ook onze Franse buren vertrekken zijn we helemaal alleen en dat blijft ook zo. Er komen die dag geen nieuwe gasten en dus hebben we het rijk alleen. De mannen, vrouwen  en kinderen zijn, nu er nagenoeg geen toeristen meer zijn, veel ontspannender en zonder pottenkijkers gaan ze nu helemaal naakt het water in. Althans alleen de mannen, want in de Himba cultuur mogen vrouwen zich vanaf de geboorte nooit met water wassen. Het is een interessant schouwspel waarin de lokale bevolking helemaal opgaat in elkaar en de dagelijkse bezigheden en dat is bijzonder om te zien. Ook het contact met de lokalen is vele malen leuker nu er weinig toeristen zijn. De mensen zijn vriendelijker en ineens hoeven ze niet meer zo nodig iets aan ons te verdienen. Ze zijn geïnteresseerd in onze reis en vinden het leuk om een praatje te maken en op onze beurt laten we hun wat snacks proeven. Tijdens ons wekelijks pannenkoekenontbijt, een traditie die we sinds het vertrek van Laura en Vegter in ere houden, bakken we een aantal pannenkoekjes extra die we in stukken snijden en uitdelen aan de kinderen. 's Avonds doen we het zelfde met een aantal overgebleven worstjes. De hapjes, zijn vanwege de grote groep gegadigden beslist geen maagvullende porties, maar ze smullen er heerlijk van. Zelfs de ouderen komen naar ons toe om wat te proberen. Nu het ijs eenmaal is gebroken worden ook de volwassenen vrijer en daarmee komt ook de hebberigheid weer om de hoek kijken. Ongegeneerd vragen ze ons om schoenen, T-shirts of brood. Een verzoek waar we natuurlijk niet aan kunnen voldoen. Waar we wel aan tegemoet kunnen komen is het verzoek om een lift. Een van de vrouwen die Engels spreekt vraagt ons om een lift voor haar oudere buurvrouw en twee kleine kindertjes. We beloven haar mee te nemen en maken een afspraak voor de volgende ochtend. De vrouw, die zelf geen Engels spreekt, is duidelijk blij met het aanbod. We kopen nog een paar souvenirs bij de kiosk en dan gaan we terug naar de camping, waar we nog steeds de enige gasten zijn.


 

Een uitje

Die avond slaat het weer om. Het begint wat te regenen. Niet echt vervelend, want de afgelopen dagen wat het bijna ondragelijk warm. Het koelt die avond en nacht zo lekker af, dat we veel langer op bed liggen dan gebruikelijk. Als we de volgende ochtend opstaan is het zelfs al zo laat, dat de vrouw en kinderen, die we een lift zouden geven, al staan te wachten. Wanneer we de tent opritsen staan ze samen met een paar Himba vrouwen naar ons te staren. Zo'n "huis op het dak" moet voor de mensen wel een grappig gezicht zijn. We ruimen snel alles op en maken ons klaar. Ontbijten doen we wel in de auto. Samen met de vrouw en de kinderen verorberen we een doos ontbijtbeschuitjes en we nemen ruim de tijd om te stoppen als we wat leuks zien. Voor de kinderen is het duidelijk een uitje. Ze zitten vol enthousiasme om zich heen te kijken. Op een gegeven moment zien we zelfs een groep bavianen en als we afscheid nemen verrassen we ze met een paar ansichtkaarten, pennen en ballonnen. Het was jammer, dat de vrouw geen Engels sprak, maar ze is erg dankbaar. In plaats van een slechts een lift naar het volgende dorp is het een leuk uitje geworden. De vrouw is duidelijk ontroerd en omhelsd ons dankbaar.

Niet meer alleen

En dan is het zover. Kaokoland; het meest ruige en verlaten deel van Namibië ligt voor ons. De afgelopen dagen hebben we vele "goedbedoelde adviezen" gehoord variërend van "gevaarlijk" en "erg ruig" tot de opmerking van de medewerking van het Kaokoland Informatie Centrum in Opuwo die ons zo stoned als een garnaal wist te vertellen, dat "de weg perfect was voor onze auto". Zoals altijd zal de waarheid wel ergens in het midden liggen. Volgeladen met voldoende water, diesel en levensmiddelen zullen we het de komende dagen zelf ervaren. Vanaf het dorpje waar we de vrouw afzetten nemen we een smalle piste richting het westen en wat we zien stemt ons hoopvol. De eerste kilometers ziet de piste er veelbelovend uit. Een smal spoor weliswaar, maar redelijk vlak en geen obstakels. Helaas blijkt, dit slechts het begin. Na een kilometertje of twintig verandert de weg. Gravel maakt plaats voor steentjes en niet veel later maken de steentjes plaats voor grote keien en dan is er van een weg amper nog sprake. De weg is vreselijk slecht, misschien wel het slechts van onze hele reis en dat wil wat zeggen. Urenlang kruipen we met onze auto over rotsen en keien en er zijn passages bij dat we ons hart vast houden; .... als de assen en dempers dit maar houden.  Maar alles gaat gelukkig goed en na een uur of drie wordt de weg weer wat beter. We passeren een aantal Himba dorpjes en dan bereiken we de kruising naar de bekende Van Zijl's Pas, misschien wel de bekendste pas van heel Afrika. De Van Zijl's Pas is de kortste route om in het gebied erachter te geraken, maar hij moet angstaanjagend steil zijn en op sommige plaatsen erg smal. Hij schijnt volgens zeggen zelfs zo steil te zijn, dat je op een aantal passages de voorkant van de auto of de weg niet kunt zien en volgens een lokale man die we spreken zie je alleen maar lucht. Veel reizigers daarentegen zeggen, dat er inderdaad een aantal linke stukjes inzitten, maar dat het alles met elkaar behoorlijk mee valt. Tja, wat is waar en wat is wijsheid. Ergens trekt ons de uitdaging en willen we het wel eens met eigen ogen zien, maar aan de andere kant is er ook dat waarschuwende stemmetje. Volgens een realistische lodge eigenaar is de pas te doen, maar alleen als het droog is. Bij nat weer is het zelfmoord volgens de man. En nat is het. Het regent niet hard, maar al wel de gehele dag en de donkere lucht beloofd voor de komende uren niet veel verbetering. Bovendien zijn we slechts met 1 auto. We besluiten de waarschuwing ter harte te nemen en slaan op de kruising linksaf. We zullen nu een heel eind moeten omrijden, via de Otjihaa Pas, maar het is in ieder geval veilig. Of de weg beter is betwijfelen we. Niet ver na de afslag verandert de zandweg als snel weer in een erg slechte piste met veel stenen. Niet zo groot en ruig als tijdens eerste gedeelte, maar het is alles met elkaar behoorlijk rotsig en heuvelachtig en ook op deze route zitten een paar steile hellingen. Maar we hebben een voordeel; we zijn niet meer alleen. Niet ver na de kruising ontmoeten we Kelly en Maor, twee Zuid-Afrikanen die ons nogal radeloos staande houden. Ze zijn verdwaald en hebben geen remmen; een combinatie waarvan ook wij in de stress zouden raken zeker hier in dit terrein. De wereld is hier ruig en verlaten en de kans, dat je iemand tegenkomt bijna nihil. We maken kennis en omdat ze dezelfde richting uit willen als wij bieden we ze aan, dat ze achter ons aan kunnen rijden. En zo zijn we opeens met twee auto's, twee Landrover zelfs en dat geeft toch een iets veiliger gevoel. Als er nu iets gebeurt zijn we in ieder geval niet meer alleen en zo moeten Kelly en Maor zich ook voelen, want ze zijn ineens een stuk rustiger. Samen bedwingen we nog een aanzienlijk aantal ruige hellingen bezaaid met flinke keien en dan is de dag om. Tegen zessen houden we het voor gezien. We vinden een mooi plekje bovenop een heuvel en met z'n vieren maken we er een gezellige avond van. Markus en Maor proberen, voordat het helemaal donker is, nog te achterhalen wat er mis is met de remmen, maar de oorzaak vinden ze niet. Er zit duidelijk ergens een lekkage want de auto heeft geen drup remolie meer, maar waar? Zo op het eerste oog is er niets te zien. We besluiten het probleem maar te laten voor wat het is en te genieten van elkaars gezelschap, onze gezamenlijke maaltijd en het mooie uitzicht.

 


Aanspraak op ons geweten

Na een frisse winderige nacht zijn we vroeg op en maken we ons klaar voor een nieuwe dag in de wildernis. Wij willen naar de Marienfluss en Kelly en Maor na Puros. Dat betekent, dat we nog zo'n 50 kilometers samen zullen rijden. Kilometers die qua piste gelukkig behoorlijk meevallen. De weg is bij lange na niet zo slecht als gisteren en steile hellingen hoeven we ook niet meer te beklimmen. We realiseren ons dan ook nu pas, dat we de pas al moeten zijn gepasseerd. De weg wordt hoe langer hoe beter en de omgeving steeds vlakker. Veel sneller dan verwacht bereiken we het punt waarop onze wegen zich zullen scheiden, maar dan wordt ons geweten aangesproken. Kelly en Maor hebben geen GPS, nog steeds geen remmen en Kelly heeft bovendien last van uitdrogingsverschijnselen en hoewel ze zich realiseren, dat ze met hun verzoek onze hele reis overhoop gooien, vragen ze ons op de man of we hun uit het gebied willen helpen. Heel even twijfelen we. We hadden graag de Marienfluss ingereden, een grote zanderige vallei die helemaal tot aan de Angolese grens loopt. Het voelt dan ook erg zuur om na zoveel kilometers afzien met de haven in zicht ons doel niet te zullen halen, maar het voelt nog vervelender om Kelly en Maor hier aan hun lot over te laten. Zonder GPS zullen ze hier beslist opnieuw verdwalen. We leggen ons neer bij het feit, dat we de Marienfluss niet zullen zien en beloven Kelly en Maor, dat we bij ze zullen blijven. De opluchting op hun gezichten is de grootste beloning die we kunnen krijgen en doet ons al snel ons gemiste doel vergeten.

 


Slechte wegen of overstromingsgevaar en agressieve olifanten

Vanaf het punt, waar we besluiten samen verder te reizen lopen er twee routes. Eentje volgt de stroming van een tweetal rivieren en de andere loopt buitenom. We raadplegen de GPS om een keuze te maken, maar het commentaar op beide routes is niet echt hoopgevend. De route buitenom wordt aangeduid als "erg slechte weg" en bij de andere route door de droge rivieren wordt gewaarschuwd voor overstromingen en agressieve olifanten; ook niet echt een aanlokkelijk alternatief. We houden een kort overleg en kiezen unaniem voor de "rivierenroute". Slechte wegen hebben al te veel gezien de laatste dagen en met de agressieve olifanten zal het wel meevallen zo redeneren we. Het enige reële gevaar is het risico op overstroming. Mocht het water komen kunnen we eenmaal in de rivier geen kant meer op. Maar kijkend naar de strak blauwe lucht besluiten we dat we dat risico wel durven nemen. De rivier is kurkdroog en de strakblauwe lucht is zeker geen voorbode van een depressie. Bovendien zijn we nu met twee auto's, dus als er wat gebeurt...... We nemen wat te snacken mee in de auto en zetten koers richting Puros. Het duurt niet lang of we bereiken onze eerste rivierbedding, een groene rand met bomen en struikjes, dat door een verder totaal kaal landschap kronkelt. De piste die deels door en deels langs de droge rivier loopt is goed en de uitzichten erg mooi en van olifanten nog geen spoor.

 


Op de maan of op de aarde?

Rijdend door dit haast onwerkelijke landschap zijn we bij nader inzien best wel blij, dat we niet naar het Noorden zijn gegaan. Deze route zouden we alleen, zonder de veiligheid van een extra auto, waarschijnlijk nooit hebben genomen en dat zou echt een gemis zijn geweest. Dit gebied is beslist het mooiste terrein, dat we tijdens onze hele reis hebben gezien. Vooral het gebied rondom de tweede rivier en het stuk tussen beide rivieren in is zo adembenemend mooi, dat we er stil van worden. Met uitzondering van de rivierbeddingen is het landschap zo kaal, weids en verlaten, dat het misschien het beste te beschrijven is als een maanlandschap. De omgeving is een samenspel van bergen, rotsen en zand in een bont pallet van kleuren die variëren van geel naar rood en bruin en alle nuances er tussenin. Het enige groen is de strook stuiken en bomen die zich in het midden van de droge beddingen bevindt en verder is er helemaal niets. Geen auto's, geen mensen en zelfs geen vee. Het enige dat we tegen komen zijn een aantal gemsbokken en struisvogels. Beesten die zich verrassend goed hebben aangepast aan deze barre omstandigheden. Regelmatig stoppen we even om te genieten van de uitzichten en een paar foto's te maken. De wereld is hier zo surrealistisch, dat we het gevoel hebben, dat we door een decor rijden. Allen de soms ruige weg brengt een af en toe met wat gebonk terug in de werkelijkheid. Alhoewel de piste overwegend goed is moeten we zo af en toe ook wat rotsige of zanderige stukken trotseren. Vooral de tweede rivier bevat hele stukken met diep mul zand. Deze rivier is niet alleen zanderiger hij is ook groener en een stuk breder met heel veel verschillende sporen. Sporen die uiteindelijk allemaal naar Puros lopen, maar het ene spoor is gewoon beter begaanbaar dan het andere en zelfs met een GPS is moeilijk te bepalen welke we het beste kunnen nemen. Halverwege maken we dan ook een verkeerde keuze en belanden we op het spoor, dat precies door het hart van de rivier loopt. Een weliswaar mooi maar erg slecht spoor door heel diep mul zand en hier en daar liggen grote keien en boomstronken die ooit door de stroming zijn meegevoerd. En dat moet een sterke stroming zijn geweest. We moeten er niet aan denken, dat er ineens een vloedgolf aan zou komen. Het zou onmogelijk zijn om hier snel te kunnen vluchten, maar gelukkig hoeven we ons daarover niet ongerust te maken. De rivier is nog steeds droog, de lucht helder en van agressieve olifanten nog steeds geen enkel spoor, maar dat verandert snel.

Nee, niet nu

Terwijl wij na het volgen van een verkeerd spoor in het midden van de rivier belanden en alle zeilen bij moeten zetten om ons niet vast te rijden stuiten we op een aantal grote woestijnolifanten. Als we ze ontdekken staan ze gelukkig nog ver weg, maar zo te zien wel midden op ons pad. We stoppen onmiddellijk om te overleggen wat we moeten doen. We hebben geen idee hoe de olifanten zullen reageren als we naderbij komen en de behoefte de proef op de som te nemen hebben we ook niet. De olifanten die hier leven zijn woestijnolifanten. Olifanten die agressiever en onberekenbaarder te boek staan dan hun soortgenoten. Bovendien zijn de olifanten in deze regio geen mensen en auto's gewend. Met deze wetenschap kiezen we er unaniem voor om rechtsomkeert te maken. Omdat we er niet echt voor voelen het hele stuk weer terug te rijden besluiten we te proberen het diepere gedeelte uit te rijden en een ander spoor op te pikken. We zien een oud spoor dat vanuit het midden van de rivier over een steile zanderige helling naar de zijkant van de bedding loopt, daar waar de weg harder en beter begaanbaar is, maar als we hem nemen gebeurt datgene wat we juist wilden voorkomen. Bijna boven blijven we steken. We voelden het al aankomen. We hadden niet de ruimte om een aanloopje te nemen en bovendien zijn onze banden iets te hard, maar gelukkig staan we op een helling. We zetten de auto in zijn achteruit en met behulp van de zwaartekracht rijden we ons los voor een tweede poging, maar dan gebeurt het nogmaals. Terug is het mulle spoor onderaan de helling rijden we ons opnieuw vast en deze keer komen we niet meer los. We doen nog een paar pogingen, maar als de wielen dieper in het zand zakken staken we ze snel. Dat wordt graven. Rondom ons zien we olifanten en hoe beter we kijken hoe meer we zien. Beslist geen plek dus waar je je vast wilt rijden, maar gelukkig zijn we niet alleen. Kelly en Maor zitten direct achter ons en deze keer helpen ze ons uit de nood. Nadat we wat zand hebben weggeschept en onze bandendruk iets hebben verlaagd trekken ze ons redelijk snel weer los. Ondertussen houden we de olifanten, die gelukkig voor ons op afstand blijven, goed in de gaten. Daarna wagen we een tweede poging. Voor het geval we opnieuw blijven steken, gaan Kelly en Maor nu eerst, maar deze keer gaat het goed. De Landrover ademt een paar flinke pluimen zwarte rook uit en doet een grote wolk zand opwaaien, maar dan zijn ook wij boven.  Maar helaas het leed is nog niet geleden. Om op het buitenste spoor te geraken moeten we nog een steile rivierwand trotseren. We nemen een aanloop, houden flink het gas erop en dan staan we weer met vier wielen op een vaste ondergrond buiten het bereik van de olifanten. Alle vier voelen we ons opgewonden van de adrenaline. Het is gelukt! De rest van de route verloopt voorspoedig en helemaal opgetogen bereiken we een uurtje later de camping in Puros. We hebben het gehaald; het zware werk is voorbij. Vanaf hier loopt er een redelijk goede gravelweg naar Sesfontein waar de bewoonde wereld weer begint.


Met z'n vieren maken we er maar weer een gezellige avond van kompleet met kampvuur en braai en wanneer het tijd is om naar bed te gaan vallen we als een blok in slaap.

 


Dat klinkt als ..... water

Uitgerust worden we de volgende ochtend wakker. De zware dagen en de late avonden hebben hun tol geëist. Als we wakker worden staat de zon al hoog aan de hemel en........ we horen een ruisend geluid. Het klinkt als stromend water en voor ons gevoel was dit geluid er gisteren niet. Ach, het zal wel onze verbeelding zijn. We zetten het idee van ons af, maar wanneer we uit de tent kruipen en Kelly en Maor spreken die hetzelfde horen als wij worden we toch nieuwsgierig en gaan we op onderzoek uit.

Ver hoeven we echter niet te zoeken. Niet ver van onze kampeerplek treffen we een wild stromende Huarabis Rivier. Binnen het tijdsbestek van slechts een nacht is de volledig uitgedroogde rivier verandert in een bruine modderachtige en wild stromende massa. Hoezo overstromingsgevaar? De rillingen lopen ons over de rug. Dit is de rivier waar we gisteren doorheen zijn gereden, sterker nog we zijn er zelfs in vast blijven steken. We moeten er niet aan denken als het water een aantal uren eerder onze kant uit gekomen was. De waarschuwing is dus toch niet helemaal uit de lucht gegrepen. Toen we gisteren kozen voor "overstromingsrisico en agressieve olifanten" in plaats van "slechte wegen" dachten we dat het zo'n vaart niet zou lopen. Wij hadden nooit verwacht, dat we beide werkelijk zouden ervaren.

 


Het avontuur krijgt een staartje

Dachten we gisteren, toen we veilig in Puros waren aangekomen, dat alle uitdagingen voorbij waren, vandaag staat ons er weer een nieuwe te wachten. Om in Sesfontein te komen moeten we de rivier oversteken en dat is een allerminst aanlokkelijk idee. De rivier is een ruig kolkende moddermassa met een flinke stroming en wie weet hoe zacht de ondergrond inmiddels is. Gelukkig weet de beheerder van de camping ons gerust te stellen. Hij vertelt ons, dat dit nog maar de eerste keer is, dat er sinds het einde van de vorige regentijd, weer water in de rivier staat en dus is de ondergrond nog hard en het waterniveau nog niet zo hoog. Het water reikt ongeveer tot halverwege ons bovenbeen en dat moet voor de Landrover geen probleem zijn. Veel keus hebben we bovendien ook niet. We kunnen natuurlijk wachten totdat het water weer weg is, maar dat kan nog dagen duren. Omdat we niet weten of het water nog verder zal stijgen lummelen we daarom maar niet te veel meer. We werken snel ons ontbijt naar binnen, pakken de auto's in en rijden naar de rivier, die op dat moment al ongeveer 50 meter breed is. Aangemoedigd door de beheerder van de camping, die ons om een lift had gevraagd, steken wij als eerste over. Het water spat alle kanten op en voor de auto vormt zich een heuse boeggolf, maar alles gaat goed. We bereiken vies maar zonder problemen de overkant en dat geldt ook voor Kelly en Maor.

Er is altijd wel een mannetje te vinden

Na het overwinnen van ook dit laatste opstakel rest ons niets meer dan een goede gravel piste naar Sesfontein. Oké, de piste heeft hier en daar flinke wasbordribbels, maar daar zeuren we vandaag niet over. In vergelijking tot de laatste dagen is het een verschil van dag en nacht. Het enige vervelende zijn de remmen van Kelly en Maor. Ze hebben geen drup olie meer en rijden dus nog steeds zonder remmen. Zo gauw als we Sesfontein bereiken proberen we het probleem dan ook te verhelpen. Allereerst door er flink wat remolie in te gooien, maar wat Maor er boven in gooit stroomt er onder net zo snel weer uit. Het is alsof de kraan open staat. Geluk bij een ongelukje hierbij is wel, dat ineens direct duidelijk is waar de lekkage zit. Er zit een flink gat in een van de remleidingen, maar daar kan wat aan gedaan worden. Zoals meestal is in Afrika in ieder gehucht wel iemand te vinden die aan een Landrover kan sleutelen en zo ook hier in Sesfontein. We belanden bij een lodge die monteurs in dienst heeft voor zijn eigen Landrovers. Helaas hebben de mannen geen nieuwe remleiding, maar met een foefje kunnen ze er wel voor zorgen, dat een deel van de remmen weer gaat functioneren zodat Kelly en Maor in ieder geval veilig naar huis kunnen rijden.

 


Nog een laatste avond

Sesfontein is een snoeiheet gehucht in een palmoase, dat volgens onze reisgids niet zou misstaan in de Algerijnse Sahara en daarmee is niets teveel gezegd. Voor ons is het dan ook niet echt een aanlokkelijke plek om te blijven. Zo gauw als de monteurs klaar zijn rijden we door naar Palmwag en dat blijkt een goede keuze. De route voert ons door een mooi landschap, de temperatuur wordt aangenamer en de lodge is een plaatje. Vanavond wordt onze derde en laatste avond met Kelly en Maor en we nemen het er van. We halen herinneringen op aan de laatste dagen en genieten van een heerlijk diner in het restaurant. Een diner waarvoor we niets hoeven te betalen want als dank voor al onze hulp krijgen we het cadeau en als toetje komt er ook nog een olifant op bezoek. De lodge in Palmwag ligt midden in het leefgebied van de zeldzame woestijnolifanten en de verse voetsafdrukken op de camping bevestigen de waarschuwing bij de receptie, dat ze ook op de camping komen. Hoe dichtbij ze werkelijk komen kunnen we op dat moment nog niet vermoeden. Maor grapt die middag in het zwembad nog, dat hij het wel een stunt zou vinden al er een olifant bij het zwembad komt. Op dat moment een volstrekt absurde gedachte want het zwembad zit ongeveer 10 meter van een drukbezochte bar met luide muziek. Bovendien is het hele zwembar-bar gedeelte volledig afgeschermd door bossen en slechts toegankelijk door twee nauwe doorgangen waar onmogelijk een olifant doorheen kan, althans dat denken we. 

 


Olifant op bestelling

Als we die avond onder de douche vandaan komen zien we tussen ons en de werkplaats van de lodge, die zo'n 50 meter bij ons vandaan ligt, ineens een behoorlijke grote olifant die op zijn gemakje aan de struiken vlakbij de receptie staat te knabbelen alsof het de normaalste zaak van de wereld is, maar het wordt nog gekker. Na een paar minuten beweegt de olifant zich geleidelijk richting de bar. Hij zal toch niet?... Via de andere ingang rennen we snel naar de bar om te kijken wat er gebeurt en ja hoor we zien, Sebastiaan, zoals de olifant klaarblijkelijk heet, voor het smalle paadje staan. Het paadje is echt smal en aan beide zijden afgeschermd door een gemetseld muurtje van ongeveer anderhalf meter hoog. Een doorgang die zo op het oog veel te smal lijkt voor de grote olifant, maar dat hebben we toch mis. De buik van de olifant mag dan wel breder zijn dan de doorgang tussen de beide muurtjes maar qua hoogte zijn de muurtjes lager dan de lengte van zijn poten en dus is er niets dat de olifant tegenhoudt. Vol ongeloof staan we dan ook te kijken als de olifant zich met zijn bolle buik, die net boven de muurtjes langs schuift, door de nauwe doorgang wurmt en recht op de bar afkomt waar op dat moment zeker twintig mensen zitten. Volgens de eigenaar hoeven we ons echter nergens ongerust om te maken. De olifant komt hier al twintig jaar, weet de weg en zolang we hem niet lastig vallen is er niets aan de hand. Wie had dat gedacht toen Maor vanmiddag een olifant "bestelde". De olifant is relaxed en loopt tussen de bar en het zwembad door, knabbelt aan wat struiken en wandelt vervolgens via het andere smalle pad, waarlangs wij zojuist van de auto naar de bar zijn gerend weer weg. Je zou nu maar nietsvermoedend onderweg zijn naar de bar. 

 


Een voorlopig afscheid

De volgende dag nemen we afscheid van Kelly en Maor die over twee dagen weer terug moeten zijn in Kaapstad. Drie dagen en nachten hebben we samen een avontuur beleefd met de hoofdletter "A". We hebben ons door Kaokoland geworsteld, steile passen en slechte wegen overwonnen, vast gezeten in het zand en agressieve olifanten getrotseerd, een overstroomde rivier bedwongen en zoveel stof gezien, dat we aan het einde van de dag niet meer konden zien of onze voeten bruin waren van het stof of van de zon, maar het was het waard. We hebben een van de mooiste routes van onze reis gereden, een olifant op bestelling gehad, een overweldigend mooi landschap gezien en twee bijzondere mensen ontmoet. Het afscheid is dan ook niet definitief. We beloven Kelly en Maor, dat we ze over een maand of twee zullen opzoeken in Kaapstad om de gezellige avonden nog eens dunnetjes over te doen. En dan gaan we ieder weer onze eigen weg.


Sands of Hell

Ons doel voor die dag is de kust en de route die we nemen loopt dwars door het Skeleton Coast NP. Een van grootste onvriendelijkste en waterloze gebieden die er in de wereld bestaat en dat is zichtbaar. Een goede zoutweg van honderden kilometers voert ons door een totaal verlaten en leeg gebied. Er zijn hier geen bomen, geen struiken en zelfs geen mooie rotsformaties. Het enige, dat er is is hier en daar een plukje groen, heel veel zand en een hele harde koude wind. Het landschap is zo droog, leeg en kaal, dat het een troosteloos en deprimerend gevoel oproept en juist dat is nu weer de charme van de Skeleton Coast ofwel zoals de Portugezen het noemden "Sands of Hell". Namen die het dankt aan alle schepen die hier, veroorzaakt door de meestal erg harde wind, voor de kust zijn vergaan en de hel waarin de opvarende terecht kwamen. Als je als schipbreukeling al het geluk had het, dankzij de Benguela Golfstroom steenkoude water van de Atlantische Oceaan te overleven dan was je lot, eenmaal aan wal, alsnog bezegeld. Rijdend door dit landschap kunnen we ons levend voorstellen hoe wanhopig de gestrande zeelui zich moeten hebben gevoeld in deze zee van zand waarin geen drup water te vinden is en waar ieder gevoel van richting verdwijnt tussen de duinen en de fatamorgana's. Gelukkig voor ons anno 2007, zijn we er gewapend met een auto en gps in een paar uur doorheen en bereiken we aan het einde van de middag Swakopmund.

 


Een onzichtbare lijn

Met het bereiken van Swakopmund zitten we ook weer aan de andere kant van de rode lijn. De onzichtbare grens die het traditionele noorden, waar vee vrij los loopt en de lokale bevolking veelal nog in echte hutjes woont scheidt van het "rijkere" zuiden waar grote boerderijen de grond hebben verdeeld en het vee zich achter solide omheiningen bevindt. De "rode lijn" die het noordelijk deel van Namibië, waar het vee niet gevaccineerd is tegen dierziektes scheidt van het zuiden waar de grote veehouderijen zich bevinden en waar het vee wel gevaccineerd is, is tevens een onzichtbare barrière tussen arm en rijk. Boven de lijn zien we relatief weinig blanken, en heeft iedere zwarte een paar schapen, geiten, ezels of koeien terwijl in het blankere zuiden het alleen de grote rijke boeren zijn die het vee bezitten. Het lijkt wel een onzichtbare grens tussen de eerste en de derde wereld. Ten zuiden van de "rode lijn" is het opeens weer westers en modern en vooral in Swakopmund is dit het geval. Lopend door het stadje is het net alsof we door een Duits dorp wandelen.  De Duitse bezetting in het verleden heeft hier duidelijk zijn sporen achtergelaten. Straatnamen en bedrijfsnamen zijn veelal in het Duits en de gebouwen lijken qua bouwstijl zo uit Duitsland te zijn geplukt. Zelfs de Duitse taal wordt hier nog volop gesproken. We zien hier Duitstalige kranten en in een aantal winkels worden we zelfs door zwarte medewerkers in het Duits aangesproken. Een rare gewaarwording hier in Afrika. Toch heeft het ook zijn voordelen.


In de bakkerijen zijn dezelfde lekkernijen te koop als in de winkel vlak over de grens in Bellingwolde. We zien in een winkel meer soorten brood en bolletjes dan we sinds ons vertrek hebben gezien en de keuze uit gebakjes is enorm; Schwarzwalder taart, Apfelkuchen, Berlinerbollen, Karotkuchen en nog veel meer Duitse versnaperingen zijn er te koop. Het enige, dat ons zwaar valt is het temperatuursverschil. Was het in Sesfontein, slechts 24 uur geleden, nog ruim 40 graden hier stijgt het kwik niet hoger dan 17 graden en daarbij staat er ook nog een hele harde frisse wind. Niet echt aangenaam kampeerweer en voor de nacht nemen we onze intrek in een jeugdherberg.

 


Een vertrouwd kamertje

De dag erop rijden we van Swakopmund naar Walvisbaai waar we wat dingen uitzoeken voor als we er over twee weken terug komen met Rene en Margriet en een offerte aanvragen voor het verschepen van onze auto. Voor de nacht zoeken we ook hier weer een slaapplaats binnenshuis. In Walvisbaai is het minstens net zo koud als in Swakopmund en de wind mogelijk nog krachtiger. Geen haar op ons hoofd die erover piekert om in de daktent te kruipen. We rijden wat rond en weten uiteindelijk het hotel terug te vinden waar we twee jaar geleden ook hebben geslapen. We zeulen wat eten, de laptop en een paar films mee naar boven voor een avondje languit op bed "laptopkijken".

 


De Matterhorn van Namibië

In de hitte denken we wel eens verlangend terug naar koel Nederlandsachtig weer, maar na twee dagen aan de kust moeten we eerlijk bekennen, dat we de warmte toch lekkerder vinden. We verlaten de kust en zetten langzaam koers richting Windhoek. Halverwege maken we een tussenstop in Spitzkoppe voor een bijzondere overnachting in een sprookjesachtig landschap. Midden in een totaal vlak gebied staat een kleine verzameling bergjes waarvan de hoogste een puntige top heeft; een Spitze Koppe. Rondom liggen een heleboel grote rotsen waartussen zich een aantal kampeerplaatsen bevinden. Mooie plekjes maar zonder enkele faciliteiten. Het is als een bush camp alleen moeten we er wel voor betalen. We vinden een erg mooi plekje tussen een paar grote rotsen met een prachtig uitzicht op de Spitzkoppe die 's avonds in het licht van de ondergaande zon een diepe rode gloed krijgt. Een paar uur later is het uitzicht zo mogelijk nog mooier als er in het schijnsel van de volle maan tussen de rotsen en bergen een mysterieus spel van schaduwen ontstaat.

 

De volgende dag zit onze rondreis door het noorden erop. We rijden het laatste stukje naar Windhoek waar we, in afwachting van Rene en Margriet een hele week zullen vertoeven. Een week die we vullen met wassen, boodschappen doen, auto uitmesten, website bijwerken, administratie doen en klein onderhoud van zowel de auto als onszelf.