This page only has Dutch navigation. Press the English flag to return to the English part of this website

India deel 1 - 2008


19 februari 2008 - 8 maart 2008  

Route: Mumbai - Ghandinagar - Udaipur - Ranakpur - Jodhpur - Jaisalmer - Bikaner - Deshnok



Terug in het reizigersbestaan

Na drie weken familiebezoek, poetsen, vorst, grijze luchten en bij de kachel zitten laten we Nederland weer achter ons en gaan we terug naar de zon. Deze keer verlaten we Nederland niet met de auto, maar met het vliegtuig en is het afscheid een stuk ontspannender. De enige overeenkomst is het weer. Het regent misschien minder hard, maar de lucht is even grijs. Een goede dag om weer op reis te gaan. Net als bij onze aankomst drie weken geleden worden we vergezeld door onze beide ouders en op Schiphol ontmoeten we ook nog Mirjam en Marin. Met opzet zijn we veel te vroeg waardoor we ruimschoots de tijd hebben om nog gezellig met elkaar in het restaurant te eten. Als we inchecken hebben we nog even pret om de stewardess die hoogst verbaasd reageert als we ons melden met twee tickets enkele reis India en slechts een tas van amper 10 kg voor ons allebei. En dan is het tijd om afscheid te nemen. Een afscheid dat, deze keer een stuk minder treurig is. Allemaal weten we nu hoe het is elkaar langere tijd te moeten missen. Bovendien zullen we deze keer minder lang wegblijven. En dan zijn we weer alleen, aangewezen op elkaar en terug in ons reizigersbestaan. Moeiteloos schakelen weer over op Engels en tijdens onze tussenstop in Londen hebben we onze eerste bijzondere ontmoeting van de volgende etappe. In de wachtruimte zitten we naast een groot Aziatisch gezien waarvan we de afkomst niet helemaal kunnen thuisbrengen. Ze zijn niet Indiaas, maar ook niet Chinees; ze lijken eerder Mongools. Een tijdje speculeren we waar ze vandaan komen totdat we met elkaar in contact komen. Dan blijken ze afkomstig te zijn uit Nepal en wanneer ze horen, dat wij daar ook nog naar toe gaan krijgen we een telefoonnummer en nodigen ze ons uit in Kathmandu. We zijn Europa nog niet eens uit en onze tijd wordt al weer beheerst door bijzondere ontmoetingen en nieuwe belevenissen. Wat zullen we dit missen. Gelukkig hebben we nog een aantal maanden te gaan waar we volop zullen genieten.

 


Leeg en ruig

Na een korte nachtrust worden we door de stewardess gewekt voor het ontbijt. Als we naar buiten kijken is het al licht en op het scherm zien we dat we boven het zuiden van Pakistan vliegen, niet ver van de grens met India. Voordat we ons verdiepten in deze etappe, was het ons plan via het zuiden van Pakistan naar Iran door te steken, iets waarvan we al snel ontdekten dat het niet mogelijk was. Als we naar buiten kijken zien we ook waarom.  De lucht is helder en dankzij het ontbreken van wolken kunnen we ondanks onze vlieghoogte van ruim 11 kilometer helemaal tot aan de grond kijken en wat we zien is verbijsterend. Beneden ons zien we een kaal en ruig geërodeerd landschap zonder ook maar een teken van leven. Zeker twintig minuten lang zien we helemaal niets. Geen dorpen, geen huizen, geen wegen, nee zelfs geen rivieren of bossen. Onder ons zien we alleen ruig bergachtig landschap. Een landschap dat, zoals vanaf boven duidelijk te zien is, moet zijn ontstaan door enorme natuurkrachten. In het landschap zien we nog duidelijk de sporen van wat eens een stroming moet zijn geweest.

 


Druk, druk, druk

En dan zijn we er. Vlak voor de landing vliegen we een bruingrijze wolk smog binnen. Mumbai, de nieuwe Hindi naam voor het oude Bombay, is de economische hoofdstad van India en het startpunt van ons Aziatisch avontuur. Als we uitstappen is het 27 graden, de lucht heiig van de smog en we ruiken het stof. Snel verzamelen we onze bagage en lopen we naar buiten. Zo gauw als we buiten komen bevinden we ons in een nieuwe wereld die in geen enkel opzicht meer te vergelijken is met Afrika en het is er druk, erg druk. Zelfs drukker dan Cairo en zo te zien is hier nog minder orde en gelden hier nog minder verkeersregels. Voor het vervoer naar de stad hoeven we niet lang te zoeken. Voor de aankomsthal staat een hele verzameling kleine geelzwarte autootjes van zeker 50 jaar oud. We stappen er in eentje en voelen ons even als die man in de reclame. Onze taxichauffeur is geen chimpansee, maar begrijpen doet hij ons ook niet. Gelukkig is er een agent die voor ons vertaalt en dan zijn we op weg naar ons hotel. Een rit van slechts 37 kilometer, die ons maar liefst anderhalf uur kost. De drukte op de weg is onvoorstelbaar en het wordt ons al snel duidelijk, dat niemand zich hier stoort aan verkeersregels of aan medeweggebruikers. Onze taxichauffeur heeft niet eens spiegels. De goede man gaat en staat waar hij wil zonder om zich heen te kijken. Hij drukt zijn autootje in elke ruimte en alleen het verkeer voor hem telt. Alles achter hem moet zelf maar goed opletten. Het is maar goed dat onze remmen weer helemaal tiptop zijn want die zullen we hier hard nodig hebben.

 


Op zoek naar een agent

Maar eerst onze auto.  Voor vertrek is het ons niet gelukt een agent te vinden. We hebben er meerdere gemaild maar de een weigerde gewoon en de ander vroeg maar liefst 3500 US Dollar voor zijn diensten. Een prijs die we in geen 35 jaar van plan zijn te betalen en dus vertrekken we uiteindelijk naar India zonder te weten hoe we de auto door de douane moeten krijgen. Zo gauw als we een hotel hebben gevonden gaan we dan ook direct aan de slag. Als eerste gaan we op zoek naar Jay Parab, een agent waarvan we het adres via internet vinden en dat blijkt een schot in de roos. De man heeft het vaker gedaan, weet wat een Carnet is en vraagt een acceptabele prijs. Sterker nog Jay weet van wanten en gaat gelijk aan de slag. Het belt allerlei mensen, neemt ons direct mee naar de WIAA, de Indiase ANWB, en sommeert ons, dat we ons de volgende dag om 10 uur in zijn kantoor moeten melden. "Stipt" zegt hij er nog achteraan en dan nemen we afscheid en gaan we terug naar ons hotel. Tijd voor een lekkere douche en een goede nachtrust want we zijn inmiddels bijna twee dagen op en behoorlijk uitgeteld.

 


Te laat voor onze eerste afspraak

Onze tweede dag in India begint anders dan gepland. Voor ons gevoel vroeg in de ochtend worden we wakker van een vaag geluid. Het duurt even voordat we beseffen, dat het onze mobiele telefoon is. Wanneer we opnemen zijn we net te laat. Op de display zien we, dat Jay ons heeft gebeld. Gelijkertijd zien we ook, dat het al kwart over 11 is. Tot ergernis van Jay, die inmiddels al drie kwartier op ons zit te wachten, hebben we een gat in de dag geslapen. Vol schaamte bellen we hem op en hij sommeert ons direct naar het kantoor te komen. We schieten letterlijk in een paar tellen in onze kleren en gaan naar hem toe. Jay is een man van actie met weinig geduld. Als we aankomen heeft hij het papierwerk al voorbereid en beginnen we aan een rondje langs een aantal instanties. Allereerst gaan we naar de rederij waar we de afleveropdracht halen, daarna terug naar de WIAA voor een verklaring, dat ons Carnet niet vervalst is en 's avonds komt hij terug met Varsha, een dame die voor ons een WA-verzekering regelt. Het is onvoorstelbaar; de boot is nog niet eens binnen en we hebben het meeste al geregeld. Het is bijna te mooi om waar te zijn. Samen met Jay en Varsha gaan we nog gezellig ergens wat drinken en dan nemen we afscheid en rest ons niets anders dan afwachten.

 


Mumbai

Hier in het centrum van Mumbai betaal je voor een naar westerse maatstaven niet al te beste kamer wel een westerse prijs en dus overwegen we de volgende dag eerst te verhuizen naar een goedkoper hotel, maar daar zien we uiteindelijk vanaf. De enige echt voordelige optie, is de jeugdherberg van het Leger des Heils, maar daar zijn de tweepersoonskamers volgeboekt en de matrassen van de slaapzalen zo vuil, dat we er met geld toe nog niet willen slapen. Dan maar een duurdere plek. Ons hotel is niets bijzonders, maar in ieder geval schoon. De rest van de dag gebruiken we om wat van de stad te zien. We nemen een taxi naar het oude Victoria treinstation. Het is een prachtig gebouw en binnenin staan we een tijdje te kijken naar het komen en gaan van de bomvolle treinen. Een typisch Indiaas tafereel waarbij uit elke deuropening mensen puilen. Daarna wandelen we rustig terug naar ons hotel. Dit gedeelte van Mumbai staat vol met grote oude gebouwen uit de koloniale tijd en geven de stad een hele bijzondere sfeer. 's Middags nemen we een taxi naar de andere kant van de baai en bezoeken we nog de hangende tuinen.


Niet echt een bijzondere bezienswaardigheid, maar het is er voor de verandering groen en rustig en als twee oude bejaarden zitten we er een tijdje rustig op een bankje. En dan zit de dag er alweer op. We gaan snel terug voor een telefoontje van Jay en gelukkig heeft hij goed nieuws. Terwijl wij de stad aan het bezichtigen waren zijn de mannen van Jay met onze papieren naar de haven gegaan om al het papierwerk voor te bereiden en het is allemaal voorspoedig verlopen. Ze hebben onze container met eigen ogen gezien en alles is geregeld. Het is jammer, dat het nu weekend is waardoor we twee dagen moeten wachten, maar maandag krijgen we de auto. Alleen de douane-inspectie moet dan nog plaatsvinden en dan zijn we eindelijk weer vrij om te gaan.




Indiaas met een westers tintje

De rest van het weekend doen we het rustig aan. We luieren een beetje op onze kamer, werken onze website bij en 's avonds vertoeven we in het gezelschap van Jay. Zaterdagavond komt hij samen met Varsha, een mooie vrouw van wie hij volgens ons best een beetje gecharmeerd is, naar ons hotel om ons de verzekeringspapieren te brengen en gaan we lekker uit eten. Het wordt zelfs zo'n leuke avond, dat we, hoewel we geen zaken meer te regelen hebben, zondagavond, als het meezit onze laatste avond in Mumbai, opnieuw afspreken. Varsha, die al twee keer met het schaamrood op de kaken haar man moest bellen, laat verstek gaan, maar Jay is vastbesloten er een leuke avond van te maken.


Tot voorheen hebben wij telkens getrakteerd, maar vandaag is het zijn feestje. Hij belt ons om een uur of zes met een instructie voor de taxichauffeur. We hebben geen idee waar we naar toe moeten, maar laten ons er gewoon afzetten. We belanden in een stadswijk, waar Jay blijkt te wonen en moeten natuurlijk eerst even mee naar zijn huis voordat we op stap gaan. Jay blijft ons verbazen. Hij is een goed ontwikkelde man met een eigen bedrijf die bovendien wat van de wereld heeft gezien, want zijn beide dochters wonen in de USA waar ze werken als arts, maar in zijn hart is hij nog verrassend eenvoudig. Net als de meeste Indiërs woont hij in een groot grauw en vervallen gebouw waarin hij een piepklein appartementje heeft. Als zitplek gebruiken we zelfs zijn bed want stoelen of een bank heeft hij niet. Terwijl Jay ons foto's laat zien drinken we een colaatje, maar Jay zal Jay niet zijn als het hem weer niet eens te lang duurt. We hebben onze cola nog niet eens op als hij alweer staat te dringen, dat we moeten gaan. Met ons mee gaat ook nog een goede vriend van hem. Met de taxi rijden we eerst naar een bruin café voor een biertje en papad, een soort flinterdunne gefrituurde pannenkoek met peper en daarna wandelen we naar een goed lokaal restaurant waar wij duidelijk de enige toeristen zijn. Het restaurant staat bekend om zijn visgerechten en daar is een goede reden voor want we likken onze vingers erbij af. En dit bedoelen we letterlijk want eten doen we net als iedere Indiër met de handen. Met een klein stukje afgescheurd brood grijpen we een stukje vis, dat we daarna in de saus dippen en dan smullen maar. Wat kunnen ze in dit land lekker koken en wat goedkoop. Een ding is zeker; we zullen zelf waarschijnlijk niet vaak koken. De komende maanden zullen we voornamelijk Indiaas eten maar wel met een westers tintje. De echte Indiër eet namelijk uitsluitend met zijn rechterhand want zijn linker is voor de wc, maar wij smokkelen toch een beetje. Met een hand je brood tegelijkertijd vasthouden en afscheuren is een techniek die we nog niet helemaal beheersen en dus smokkelen we een beetje door het brood met ons ene hand vast te houden en met het andere te scheuren en ook rijst eten we, als het enigszins mogelijk is, met een lepel. De Indiërs zelfs eten ook dit meestal met de handen. Ze graaien wat rijst en andere ingredienten uit de schalen, gieten er wat saus over, mengen ze de hele prut lekker met de vingers door elkaar en dan smullen maar. Een grappige eetgewoonte die grote overeenkomsten vertoont met die van ons nichtje van een jaar.

 


Aan ons de eer

Na het lekkere diner wandelen we terug naar de hoofdweg, maar voordat we vanaf hier een taxi namen willen de mannen ons trakteren op nog een laatste lokale lekkernij. Een soort aperitief dat goed schijnt te zijn voor de vertering van vis of vlees. We stoppen bij een mannetje dat langs de weg zit. Het stalletje ziet er wat groezelig uit en is eigenlijk niet meer dan een paar voorraadbussen en een bak met water waarin groene bladeren drijven. De man neemt een blad, maakt het droog met een oude lap, die er zo smerig uit ziet, dat wij er de vloer nog niet mee zouden afnemen en vervolgens gooit hij op elk blaadje een kloddertje wit spul, dat hij met zijn vingers uitsmeert (nee, hij heeft niet eerst zijn handen gewassen). Tot slot haalt hij uit elke bus wat ingredienten die hij er ook nog overheen strooit en daarna vouwt hij het blad op als een klein pakketje en sluit hij hem af met een kruidnagel; jammie jammie. Hoe we ook proberen, we komen er niet onderuit en krijgen ieders eentje. Het ding ziet er verre van lekker uit en nadat we gezien hebben hoe het is gemaakt hoeven we eigenlijk al helemaal niet meer, maar er is geen ontkomen aan. We weten uiteindelijk een compromis te sluiten door ze te delen met onze gastheren, maar natuurlijk aan ons de eer en dus zijn wij als eerste de klos. Op hoop van zegen dan maar. Als we hiervan niet aan de diaree raken..... Allebei nemen we een flinke hap en kauwen we op het goedje, dat tot onze verrassing niet zo gruwelijk smaakt als het eruit ziet. Het is een melange van kruiden en gedroogde vruchten waarvan sommige gesuikerd. De truc is flink kauwen zodat er zoete kruidige sappen vrijkomen die eigenlijk best te pruimen te zijn. De droge pulp die achterblijft en waar onze begeleiders zelf nog heel lang op kauwen is niet echt lekker. Zelf zullen we deze delicatesse beslist niet nogmaals bestellen, maar echt smerig is hij ook niet. Nu maar hopen, dat onze ingewanden het daarmee eens zijn. We nemen een taxi terug naar het hotel, waar we alvast onze tassen inpakken. Morgen is de grote dag.

 


De auto is terug

Jay houdt niet van laatkomers en dus laten we de volgende ochtend onze wekker ruimschoots op tijd afgaan. Hij zal het beslist niet kunnen waarderen als we ons nog een keer verslapen. Zeker niet nu hij voor vandaag allerlei afspraken met douaniers heeft gemaakt. Mumbai is een krankzinnig grote stad en de kortste weg naar de haven is over het water. Onze ferry vertrekt vanuit het oude centrum waar we afscheid nemen van Jay die, alhoewel hij vandaag andere verplichtingen heeft, speciaal nog even langs komt. En dan laten we de stad achter ons. Terwijl we de haven uitvaren verdwijnt de "poort van India" langzaam in de smog. Smog die naarmate we de containerhaven naderen zelfs steeds erger wordt in plaats van minder. Om de overkant van de baai te bereiken moeten we maar liefst een uur varen en pas op het laatst doemen de schepen, kranen en containers uit de bruine mist op. Voor het laatste stukje naar de terminal gaan we met een tuktuk. De tuktuk is een soort overdekte brommer op drie wielen en tot onze verbijstering moeten we met zijn vieren en onze bagage in een tuktuk. Het is een wonder, dat het karretje niet door zijn assen zakt. We zijn dan ook blij als we onze bestemming bereiken. Eenmaal bij de terminal neemt onze agent ons direct mee naar de container. Dat is hem. Het nummer van de container en van de zegel komen overeen. Eventjes moeten we nog wachten totdat de douane toestemming geeft en dan mag de deur open. Tevoorschijn komt de Landrover en zo te zien is alles nog onbeschadigd. De opluchting is groot en onder grote belangstelling van zeker 20 nieuwsgierige vrachtwagenchauffeurs, havenmedewerkers, bewakingsmedewerkers en collega agenten rijden we de auto de buitenlucht in.


Nu alleen nog de spullen op het dak en dan kunnen we gaan. Zo gauw als de eerste delegatie van de douane zijn inspectie heeft afgerond beginnen we ook gelijk te sleutelen. De tent en de aluminiumbox moeten weer op het roofrack worden bevestigd, maar met alleen behulpzame maar kleine mannetjes en zonder heftruck of ladder gaat dit lastiger verwacht. Al met al sleutelen we zeker een uur terwijl ondertussen de groep toeschouwers gestaag groeit. De meeste nieuwe mannen zijn wachtende vrachtwagenchauffeurs want we blokkeren de doorgang en op een gegeven moment staat er een rij van zeker 7 vrachtauto's op ons te wachten. Niet echt bevorderlijk voor de stress, maar uiteindelijk lukt het. Zo gauw als het allemaal vast zit rijden we de auto snel naar een betere plek en dan begint het grote wachten. Voor ons gevoel is alles nu gedaan, maar niets in minder waar. Om het terrein af te mogen moeten onze papieren worden voorzien door een serie stempels en handtekening van allerlei officiële personen. Terwijl wij wachten, de auto wat opruimen en de boel beter vastmaken gaan twee van onze agent diverse kantoren bij langs. Een klusje die uiteindelijk nog de hele middag in beslag neemt. Pas tegen zeven uur 's avonds zijn alle handtekeningen verzameld en mogen we, nadat ons Carnet en het chassisnummer nog twee keer is gecontroleerd, eindelijk van het terrein af.


Petje af voor Jay en zijn mannen

Wanneer we tijdens het wachten met ze aan de praat komen ontdekken we, dat we de voor Indiase begrippen snelle afhandeling te danken hebben aan de "vriendjes" van Jay. Onder de tafel blijkt hij de snelle service gewoon "gekocht" te hebben, wat ook ineens zijn iets hogere prijs verklaart, maar die betalen we maar al te graag. Over het inklaren van auto's in Mumbai doen allerlei horrorverhalen te ronde, maar wij hebben hem terug op de tweede werkdag na aankomst. En de douane die kijkt verder nergens naar. Tot in de treuren controleren ze ons Carnet en chassisnummer, maar de binnenkant hebben ze in twee tellen gezien. Gedurende de hele dag zijn maar liefst vijf mannen voor ons in de weer geweest en zelfs wanneer hun werk is gedaan blijven ze zich voor ons inzetten. Ze loodsen ons de stad uit en helpen ons met het vinden van een goede plek voor de nacht. Een service waar we erg dankbaar voor zijn, want tegen de tijd, dat we het depot verlaten is de duisternis al ingevallen. Normaal zouden we ons dan ook niet meer op de weg wagen, maar vandaag hebben we geen keus. We volgen onze trouwe begeleiders dwars door Mumbai en leggen onze eerste kilometers in deze nieuwe wereld af in de drukste stad waarin we ooit hebben gereden en daarbij is het nog donker ook. Een ware vuurdoop in een land waar verkeersregels nog geschreven moeten worden. We zijn dan ook vies, moe en uitgehongerd als we eindelijk een hotel bereiken, dat zich langs de juiste snelweg bevindt. Het aanbod van de mannen ons te trakteren op een etentje slaan we dan ook af. Gelukkig hebben ze hier begrip voor. Zowel voor Jay als voor zijn mannen ontslaat het afronden van de import van onze auto ze blijkbaar niet van het plichtsbesef goed voor ons te zorgen want zowel 's avonds als we uitgeteld op bed liggen als de volgende dag wanneer we nog maar koud weer op de snelweg zitten, bellen ze ons meerdere keren op om even te controleren of alles in orde is, of we een goede nachtrust hebben gehad en bovenal om ons een behouden reis te wensen. Wat een service; we worden er stil van.

 


Heimwee

Vandaag is de eerste dag van ons volgende traject en het voelt geweldig om weer onderweg te zijn. Sinds vijf weken zijn we weer helemaal alleen. Van niets en niemand meer afhankelijk, de zon schijnt en India ligt voor ons. We hebben er enorm veel zin in al hebben we ook wel een beetje heimwee van Afrika. India is overweldigend, kleurrijk, het verkeer dramatisch en de drukte enorm. Een groter contrast met de rust, de ruimte, de heerlijke campings en de schone lucht van Afrika is dan ook bijna niet mogelijk.

 


De heilige koe

Onze eerste bestemming is Udaipur, een rit van ongeveer 700 kilometer, waar we zeker twee dagen over zullen doen. We hebben inmiddels heel wat landen doorkruisd en een heleboel drukke en/of krankzinnige verkeerssituaties meegemaakt, maar India overtreft alles. De drukte is niet te beschrijven, verkeersregels lijken niet te bestaan en we delen de weg met auto's, brommers, fietsers, ossenwagens, vrachtwagens, straatverkopers, tuktuks, ezels, geiten, kamelenwagens, ja zelfs werkende olifanten en natuurlijk niet te vergeten de "heilige koe". Deze beesten lopen echt overal en storen zich aan niets en niemand en de Indiërs... die gaan er met respect omheen. Een voorbeeld, dat wij als dierenliefhebbers gedwee volgen al blijft het uitkijken geblazen. Zelfs midden in de grote steden die bewoond worden door miljoenen mensen en waar bijna geen grasspriet te vinden is, vind je koeien. Het houden van een koe is in India duidelijk geen voorrecht, dat alleen is weggelegd voor inwoners van het platte land. Al woon je drie hoog in de stad, een koe is geen enkel probleem. Gewoon een belletje om en laten lopen dat beest. En het grote voordeel .... omdat het dier heilig is helpen andere Indiërs mee het beest van voedsel te voorzien.

 


Toeteren AUB!

Overleven in dit verkeer is dan ook slechts mogelijk op maar een manier en dat is rijden zoals de lokalen anders kom je nooit op je eindbestemming of erger nog, wordt het je dood. Vol Indische allure en toeterend alsof zijn leven ervan af hangt slingert Markus door het verkeer, links en rechts vrachtauto's, brommers en tuktuks passerend. Een rijstijl die hem in Nederland niet alleen zijn rijbewijs zou kosten maar ook direct een optreden in wegmisbruikers zou opleveren. Hier is er echter geen mens die er van opkijkt. Sterker nog, achterop de vrachtauto's staat zelfs "toeteren AUB". Handig want dan weten ze dat je er voorbij wilt en dat is veel praktischer dan in de spiegels kijken, want die hebben ze toch maar voor de sier. Veel auto's hebben ze zelfs ingeklapt en taxi's hebben ze vaak niet eens. Helaas hebben wij maar een bescheiden toetertje die niet altijd veel indruk maakt, maar gelukkig voor ons is dit tevens het land waar de regelt geldt "des te groter, des te meer voorrang", en op dat gebied staan we toch redelijk hoog op de ladder van weggebruikers. 

 


Schone lucht

De eerste dag rijden we vooral over tolwegen, en tot onze verbazing hoeven we bij de meeste poortjes niet te betalen. Zo gauw als ze onze auto zien, krijgen we een seintje dat we mogen doorrijden en wuiven ze ons nog vriendelijk na. Geleidelijk verlaten we Mumbai en wordt de lucht schoner. De lucht in Mumbai was zo vervuild, dat de kracht van de zon enigszins werd afgezwakt, de sterren ondanks een wolkenloze hemel totaal niet zichtbaar waren en onze longen na slechts vijf dagen al zo geïrriteerd waren, dat we beide liepen te hoesten als ware kettingrokers. Pas tot ver na de stad wordt de hemel helderder en durven we weer adem te halen. Na zoveel weken stilstaan is het goed weer in beweging te zijn. Ons plan van vandaag is dan ook kilometers draaien; een plan, dat we ruimschoots waarmaken, maar dat is uiteindelijk meer noodzaak dan opzet.

 


Een hotel is toch om te overnachten?

Rond het einde van de middag besluiten we langzamerhand een plekje voor de nacht te vinden, maar dat blijkt op deze route moeilijker dan verwacht. Zowat de hele dag zien we om de paar kilometer complexen met de aanduiding "hotel". Sommige eenvoudig andere wat luxer, maar allemaal noemen ze zich een hotel. Een aanduiding die ons onterecht laat geloven, dat we er kunnen overnachten, maar niets blijkt minder waar. In India is een hotel een plek om te eten en niet om te slapen. Geen nood denken we nog, want we hebben toch geen kamer nodig. Een parkeerplek voor de auto en een douche en wc is voldoende, maar helaas ook dat hebben ze niet te bieden. Een toilet is aanwezig, maar een douche niet. Tja, we zouden het ook zonder kunnen stellen, maar omdat het nog vroeg is en we in de veronderstelling zijn, dat er nog genoeg mogelijkheden voorbij zullen komen, besluiten we verder te rijden. Een beslissing waar we later heel erg veel spijt van krijgen. Als heel gauw wordt het aanbod minder en wanneer we op een nieuwe 4-baans snelweg belanden verdwijnt het aanbod helemaal. Inmiddels is het donker en wordt het al behoorlijk laat. We overwegen een bushcamp, maar dit deel van het land is zo druk, dat we nog geen enkel rustig plekje hebben gezien. Ook proberen we het nog in een stadje, maar het enige hotel dat we vinden, zit in het centrum en de auto moeten we haast midden op de avondmarkt parkeren. Ook niet echt ideaal, dus toch nog maar weer verder zoeken. In het donker worstelen we ons de chaos van het centrum weer uit en rijden we door. Is het verkeer overdag een ramp, 's nachts is het nog erger. De drukte wordt nauwelijks minder, zowat de helft van het verkeer rijdt zonder licht, van richtingaanwijzers hebben ze nog nooit gehoord en de auto's die wel lichten voeren hebben de rare gewoonte over te schakelen naar "groot licht" zo gauw als ze ons passeren. Bovenop dit alles zijn er ook nog spookrijders. Bij ons zou er gelijk melding van worden gemaakt op de radio, maar hier in India kijkt niemand er van op. Dagelijks passeren we een aantal spookrijders en zelfs dat went, maar als ze ons in het donker zonder lichten tegemoet komen schrikken we ons toch iedere keer weer een hoedje. We zijn dan ook blij, als we eindelijk een geschikte overnachtingsplek vinden. We kunnen er zelfs kamperen en voor het eerst slapen we weer in ons eigen bed. En dat slaapt heerlijk. Zo goed zelfs, dat we een gat in de dag slapen. Als we opstaan is het al tien uur, maar gelukkig hebben we voor vandaag geen haast. Een voordeeltje van de lange dag van gisteren is, dat Udaipur niet ver meer is. We nemen ruimschoots de tijd om de auto weer een beetje in te ruimen en als alles weer op zijn oude plekje ligt gaan we met frisse moed weer verder.

 


Udaipur

Zo lastig als we gisteren een plekje konden vinden zo voorspoedig gaat het vandaag. Tot groot vermaak van de lokale bevolking slaan we bij een aantal kraampjes langs de weg eerst wat groente en fruit in en als we de stad in rijden vinden we onmiddellijk een goede plek voor de nacht. Voor een prikje mogen we kamperen bij een mooi koloniaal hotel in het midden van de oude stad en het is er verrassend rustig. Natuurlijk zijn er altijd personeelsleden en gasten die even onze auto komen bekijken, maar verder laten ze ons met rust en hebben we alle tijd om lekker te genieten van het kamperen en van de stad. Udaipur is en knus stadje en volgens onze reisgids de meest romantische stad van heel India. Of die bewering juist is kunnen we nu nog niet beoordelen, maar de stad heeft beslist een hele bijzondere sfeer. Het oude centrum is een wirwar van smalle straatjes met leuke winkeltjes en daartussen gezellige restaurantjes. Veruit de meeste restaurantjes hebben mooie dakterrassen van waaruit je een prachtig uitzicht hebt op de stad, de tempels en de oude paleizen. Vooral 's avonds wanneer de paleizen prachtig verlicht zijn is dit beslist een romantisch plaatje.

 


Ranakpur

Na twee nachtjes zijn we helemaal terug in ons reis- en kampeerritme en reizen we verder naar het noorden. De route voert ons voor het eerst door het platteland van India met kleine dorpjes en veel traditioneel geklede mannen en vrouwen. De mannen dragen witte gewaden bestaande uit een witte blouse en een grappige wijde popbroek, puntschoenen en een felgekleurde tulband. De vrouwen zijn nog mooier met kleurrijke sari's soms prachtig versierd met glitters en heel veel sierraden. Sommigen dragen zelfs grote ringen in de neus. Daarbij is het heerlijk weer. Overdag is het slechts een paar uurtjes warm, maar de rest van de dag is het aangenaam en de nachten lekker koel. Een klimaat dat voor ons als Nederlanders niet helemaal past bij het beeld dat de omgeving oproept. Onder een strakke blauwe hemel zien we kale bomen en verdord gras dat bezaaid ligt met verdroogde bladeren in de kleuren van de herfst. Als we de mensen, de huizen en de heuvels wegdenken zou het ook een bosrijk gebied in Nederland kunnen zijn tijdens een mooie winterse dag met strenge vorst. Temidden van dit landschap ligt Ranakpur, een dorpje met een van de mooiere tempels van India. De tempel is gemaakt van wit steen, deels marmer en bijna iedere centimeter van de wanden, zuilen, trappen en zelfs plafonds is gedecoreerd met heel fijn uitgesneden patronen en symbolen.

Een ongelukje

Na vele kilometers zonder brokken te hebben gereden hebben we vandaag ons eerste ongeluk. Nou ja, ongeluk. Kijkend naar de pompbediende, die ons gebaart nog een klein stukje verder te rijden, zien we een geparkeerde brommer over het hoofd en stoten we hem omver. Het gaat zo zachtjes, dat we het pas door hebben als de eigenaar boos naar ons begint te gebaren. Gelukkig valt de schade erg mee. Als de brommer weer overeind staat is alleen het dekseltje van zijn knipperlicht los en die kan er zo weer opgedrukt worden. Maar daar neemt de man geen genoegen mee. Hij wijst naar zijn brommer en probeert 50 roepies van ons te bietsen. Geen groot bedrag, want het is minder dan een Euro, maar toch. Aan het knipperlicht, dat hij waarschijnlijk toch nooit gebruikt, mankeert niets en het euvel, dat hij ons daarna nog in de schoenen probeert te schuiven is overduidelijk van een andere ongelukje. Ach proberen kan altijd denkt de man waarschijnlijk.

 


Nederlanders van Mars

Geleerd van onze eerste reisdag beginnen we op tijd met het zoeken naar een slaapplek en het is direct bingo. Bij een leuk motelletje zo'n uurtje voor Jodhpur mogen we naast het hotel kamperen. Een leuke plek waar we een verrassend leuke avond tegemoet gaan. Een huwelijk wordt in India groots gevierd met veel pracht en praal, vuurwerk, muziek, optochten door de straat en een groot feest met veel bezoekers. Nadat we in Udaipur vanaf het terras van ons hotel al getuige waren van het trouwspektakel zien we vanavond wat er allemaal aan vooraf gaat. Morgen trouwt de zoon van de baas en ter voorbereiding van het feest waar zo'n 1000 mensen worden verwacht is men tot diep in de nacht bezig met het versieren van het hotel en het voorbereiden van het eten. In drie tenten zijn zeker twintig mannen en vrouwen verhit aan het werk. We zien hoe op traditionele wijze naan (Indiaas brood), paneer (een soort kaas van koemelk en buffelmelk) en nog meer traditionele lekkernijen worden gemaakt. Het is een heel spektakel en we mogen net zoveel foto's maken als we willen. Daarna worden de rollen omgedraaid en zijn wij de bezienswaardigheid. Geleidelijk druppelen er al wat bruiloftsgasten binnen en langzaam groeit de groep toeschouwers rondom onze auto. Verwonderd staan ze niet alleen naar onze auto maar ook naar ons te kijken en gunnen ons geen vijf minuten rust of ook maar een meter privacy, maar dat kunnen we ze niet helemaal kwalijk nemen. Tot onze verbazing horen we zowel van een klein jongetje als ook van zijn oude opa, dat ze uit een klein dorp komen en nog nooit een buitenlander hebben gezien. Wie had dat gedacht. India is heel toegankelijk en wordt al jaren overspoeld door miljoenen toeristen.


Hoe vermoeiend alle aandacht ook is, het is een bijzondere ervaring. Hoewel we gewoon met onze auto op de parkeerplaats bivakkeren zijn we in de ogen van de Indiërs een gast en gasten krijgen in India een speciale behandeling. De man legt ons uit, dat in hun cultuur een gast op bijna gelijke hoogte staat als hun god en met zoveel respect worden we ook behandeld. We voelen ons er gewoon ongemakkelijk bij. Het personeel bedient ons zelfs bij de auto van drinken en allerlei snacks en als aandenken mogen we de blikopener houden. Een oude man geeft ons zelfs zijn enige snoepje en weer een andere man knoopt Markus een vriendschapstouwtje om zijn pols. We weten niet zo goed hoe we ermee om moeten gaan en delen als dank maar wat van onze meegenomen Zuid-Afrikaanse snoepjes uit. Wat zijn de Indische mensen vriendelijk en gastvrij. We hadden over India veel verhalen gehoord en gelezen en waren ingesteld op ergste maar het valt allemaal reuze mee. Hoewel ook hier wordt gebedeld is het totaal niet te vergelijken met sommige delen van Afrika en de mensen zijn er veel minder op uit om van ons te profiteren. Misschien zouden we een andere mening hebben als we rechtstreeks uit Europa waren gekomen, maar met Ethiopie, op dit gebied het ergste land in ons achterhoofd, is India een heel plezierig land. De mensen hebben veel respect voor elkaar en zijn erg open naar buitenlanders. Het enige waar we ons wel weer even opnieuw op moeten instellen is het gebrek aan privacy. Overal zijn mensen die zonder gevoel voor schaamte en zonder gevoel voor privacy vaak ongegeneerd staan te bekijken en bijna overal is lawaai en stank van mensen en verkeer.

 


Hoge of lage Kaste

Die avond bij het hotel hebben we ook onze eerste ervaring met het rare kaste systeem dat hier geldt. Onder de bruiloftsgasten is een man, een advocaat zoals later zal blijken, die ons direct probeert "te keuren" op basis van onze afkomst, ons opleidingsniveau en onze titels. Iedere Indiër behoort toe aan een bepaalde kaste en daarmee is zijn relatie tot de ander bepaald. Ben je van een lagere kaste, dan ben je "minder" en doe je de vieze klusjes, maar ben je van een hogere kaste dan trek jij aan de touwtjes. En trouwen, dat doe je bijvoorkeur binnen je eigen kaste. In India is het nog heel gebruikelijk dat mannen en vrouwen aan elkaar worden uitgehuwelijkt en daarbij wordt vooral naar afkomst gekeken. Behoor je dan ook toe aan een lagere kaste, dan is het bijna onmogelijk om hieraan te ontsnappen. De man die we treffen kijkt duidelijk meer naar de buitenkant dan naar de binnenkant en vertelt ons vol trots, dat hij tot de kaste behoort die het land regeert. Tja, in onze ogen totaal onbelangrijke informatie. Als hij vervolgens vraagt tot welke kaste wij behoren leggen we uit, dat we dat principe in Nederland niet kennen, maar hoe geschoold hij ook is, dat kan hij duidelijk niet bevatten. Van alle leuke ontmoetingen is de man met al zijn titels de minst interessante. We breien snel een eind aan het saaie gesprek en dan kruipen we snel de tent in. Even uit het zicht van alle goedbedoelde aandacht.

 


Feestje met de mannen van het leger

Alsof er een babyfoon bij de tent hangt, zo gauw als ze het geluid van onze rits horen verzamelen ze zich weer rondom onze auto. Vervelend want zo vroeg in de ochtend zitten we daar niet echt op te wachten. Onder toezicht van een schare mannen en kinderen pakken we snel de tent in en verstoppen we ons in het hotel. We hadden ons verheugd weer eens zelf ons ontbijtje te maken, maar onder deze omstandigheden is dat beslist geen optie. We bestellen er daarom maar eentje in het hotel en gaan er daarna snel vandoor. Het was een bijzondere belevenis, maar we hebben hard behoefte aan privacy. Iets wat we tot onze verbazing eerder vinden dan gedacht. Vlak voor Jodhpur wordt onze aandacht getrokken door een bord met de kreet "camp". We gaan er op af en vinden een prachtige schone en ruime plek met beschilderde hutten, schoon sanitair en zelfs een groen grasveldje. Wat een paradijs. Als we toestemming krijgen er te kamperen besluiten we onmiddellijk de rest van de dag niets meer te doen. In de schaduw genieten we van de stilte en horen we voor het eerst sinds onze aankomst in India weer het getjilp van vogels. We hadden niet meer durven dromen, dat dit soort plaatsen in India nog zouden bestaan. Vanuit onze luie stoel zien we net buiten de omheining van het kamp zelfs wilde herten waarvan het mannetje mooie kleuren en een bijzonder gewei heeft. 's Avonds wordt de rust wild maar gezellig verstoord door een groep mannen die de locatie hebben afgehuurd voor een intiem feestje. De mannen zijn helikopter piloten van de Indiase luchtmacht en zoals het echte soldaten betaamt lusten ze wel een borreltje. Ze nodigen ons uit mee te eten en te drinken en natuurlijk komt het gesprek al gauw op onze reis. Onmiddellijk verplaatst de aandacht zich van het kampvuur waar een man en vrouw de gasten vermaken met traditionele zang en dans naar onze auto. Stuk voor stuk willen ze de details van onze auto weten en ze maken een aantal grappige vergelijkingen. Zo is onze auto zwaarder dan een onbeladen helikopter en kunnen we op onze brandstof twee keer zoveel kilometers afleggen.

Past het of past het niet?

Vanaf de Bishnoi camping rijden we het laatste stukje naar Jodhpur. Zo gauw als we het centrum naderen wordt het weer erg druk en we hebben geen idee waar we naar toe willen, maar het oude centrum ligt het meest voor de hand. We vragen de weg bij een vriendelijke tuktuk-chauffeur, maar als hij onze auto ziet legt hij ons uit, dat we dat idee beter uit ons hoofd kunnen zetten. Het zijn allemaal nauwe straatjes, zegt hij, en onze auto is veel te groot. Wel weet hij een geschikt hotel met goede parkeerfaciliteiten. En dus gaan we daar naar op zoek. Een beetje eigenwijs proberen we het hotel eerst op eigen houtje te vinden, maar als het niet lukt, vragen we een andere tuktuk-chauffeur voor ons uit te rijden en wat schetst onze verbazing, de man rijdt rechtstreeks de oude binnenstad in. De jongeman die ons afraadt met de Landrover de oude binnenstad in te rijden stuurt ons naar een hotel midden in dit gedeelte van Jodhpur. De straatjes die links en rechts voorzien zijn van een diepe greppel waarin zoveel vuil stroomt, dat het niet alleen lijkt op een open riool, maar ook zo ruikt, zijn amper breed genoeg voor een auto en dan staan er ook nog overal mensen, fietsen, brommers en koeien. Hier rijden is dan ook bijna niet te doen, maar de tuktuk-chauffeur beweert, dat we er best met de auto kunnen komen en we moeten hem maar gewoon volgen. Terwijl Belinda achter de auto aan loopt om te kijken of het allemaal past, stuurt Markus de Landrover door de smalle steegjes. Op een gegeven moment is de doorgang zo smal, dat om de brommer aan de ene kant niet de greppel in te rijden we zo dicht langs de koe aan de andere kant moeten rijden, dat we hem letterlijk raken.


De koe, die verrassend genoeg niet van wijken weet, blijft gewoon staan en veegt met zijn bolle buik letterlijk de zijkant van onze auto schoon. Daarbij slingeren de kabels die boven de straten bungelen gevaarlijk heen en weer als ze over de hoes van onze daktent glijden. De opluchting is dan ook groot als we eenmaal veilig en zonder brokken bij inderdaad een hotel met prima parkeerplaats staan. Een parkeerplaats die helaas niet geschikt is om te kamperen. Dan maar een kamer want voorlopig gaan we niet meer terug. We blijven er twee nachten en overdag bezichtigen we de stad. Speciaal daarbij is vooral het oude fort. Op een heuvel en afgeschermd door enorm hoge muren staat een prachtig fort met daar binnen een paleis, dat zo lijkt weggelopen uit een sprookje.

Kookles

Jaisalmer, onze volgende stop, ligt midden in de Thar Woestijn en de omgeving doet ons een beetje denken aan sommige gebieden in Afrika, al is deze woestijn groener, dichter bevolkt en beslist meer vervuild. In de straten lopen veel kamelen en even buiten Jaisalmer liggen zelfs echte duinen.


Voor de nacht zoeken we weer een hotel met parkeerplaats en daarin slagen we al snel. Hier in India voor ons geen comfortabele campings, groen gras en goed sanitair. Nee, we staan op een stoffig terrein achter het hotel, overal ligt afval en douchen mogen we in een kamer, maar ook deze is verre van schoon. Ach, we hebben heet water, een rustige stille plek met redelijk wat privacy en we ontmoeten weer een paar lieven mensen. Als we onze potten en pannen tevoorschijn halen gaat de kok van het hotel spontaan voor ons koken. Hij grabbelt wat groentes uit onze la voegt er wat van zijn eigen kruiden aan toe en op ons eigen kooktoestel maakt hij voor ons een overheerlijk Indiaas gerecht met aubergine. Ondertussen letten wij goed op, want dit willen we zelf ook wel eens proberen. Als de maaltijd klaar is gaat de man zelfs weg zodat we in alle rust kunnen eten. Het smaakt ons goed en als we hem later onze lege pan laten zien is hij zo trots als een pauw. Het handje vol rijst dat we over hebben is voor onze "huiskoe" die al de hele avond rondom de auto struint. Geïnspireerd door de kok kopen we de volgende dag een kookboek, een tas vol kruiden en wat specifieke potten en pannen en gaan we zelf aan de slag. Onze eerste maaltijd is eieren met tomaat en het resultaat is niet slecht.

 


Rattenhemel

Als er een rattenhemel bestaat, dan is deze beslist te vinden in India. In Deshnok staat de Karni Mata Mandir tempel en hier zijn het niet de beelden van de Hindu goden die worden vereerd, maar ratten. In alle hoeken en gaten wemelt het van de ratten en de gelovigen komen van ver om de ratten, waarvan ze geloven dat het gereïncarneerde heiligen zijn, te vereren. Hier geen lokdoosjes maar schaaltjes met melk en rattenlekkernijen. We zien zelfs een gelovige de vloer likken en geloof ons, die is verre van schoon. Overal liggen resten voer en uitwerpselen. Net als in iedere tempel moeten ook hier de schoenen uit, maar de vloer is zo smerig, dat wij er zelfs niet op blote voeten overheen willen lopen. We offeren ieders een paar sokken op, die we weggooien als we weer buiten staan.

 


Open deuren

Daarna gaan we op weg naar Amritsar. Omdat de route lang is zoeken we halverwege een slaapplek, maar deze keer kost het ons weer enige moeite. We zien wel een paar plekjes die geschikt zijn, maar deze zijn te chique en we mogen er niet overnachten. We zoeken verder en besluiten het even later wanneer donker begint te worden te proberen bij een tankstation en daar is het geen enkel probleem. De manager vindt het prima en we mogen zelfs gebruik maken van zijn prive toilet, de jongens zien ons als een leuke afleiding en de nachtwaker, een vreselijke aardige man met een grote tulband en een nog groter geweer, ziet het wel zitten. Eindelijk valt er eens wat anders te bewaken, dan een uitgestorven tankstation en hij neemt zijn taak erg serieus. Hij spreekt geen Engels, maar klopt geruststellend op zijn broekzak waarin hij een aantal patronen bewaart en verzekerd ons, dat hij goed op ons zal letten. Als wij op bed gaan, pakt hij een stoel en gaat voor onze auto zitten. En zo worden onze ervaringen weer eens opnieuw bevestigd. Bij de rijkere man is vaak geen plek terwijl bij de gewone man de deuren meestal gastvrij open staan. Alhoewel ook op deze regel uitzonderingen zijn zoals de avond ervoor wordt bevestigd. In Bikaner belanden we bij een mooie plek die gerund wordt door een familielid van koninklijke familie. De man heeft een aantal chique hotels, maar vindt het desondanks prima, dat we op de parkeerplaats overnachten. Sterker nog, hij geeft ons zelfs een hele mooie kamer die we mogen gebruiken om te douchen en als we weggaan weigert hij geld van ons aan te nemen.