This page only has Dutch navigation. Press the English flag to return to the English part of this website

Botswana 2007


26 oktober 2007 - 5 november juli

Route: Kazungula (border Zambia) - Kasana - Chobe NP - Savuti - Moremi NP - Maun - Gweta - Maun - Mohamba  (border with Namibia)



Het recht van de brutaalste 

De grensovergang tussen Zambia en Botswana is weer eentje die in het rijtje ongeorganiseerde bende thuis hoort. Misschien niet de Botswana zijde van de grens, maar zeer zeker de Zambiaanse zijde. Als we de grens naderen zien we al vanuit de verte een kilometers lange file met vrachtauto's en rondom de kantoortjes is het een wirwar van mensen en voertuigen. De grenslijn tussen Zambia en Botswana ligt op dit punt in het midden van de Zambezi rivier en om van het ene land naar het andere te komen, moeten we met een pontje. Een doodeenvoudig pontje, zoals we er al velen hebben gehad, maar deze keer is het een hele heisa om erop te komen. Nergens staat aangegeven welke kant we op moeten rijden of waar we een kaartje moeten halen. Al het verkeer, zowel aankomend aan vertrekkend, rijdt kris kras door elkaar en de enige geldende regel lijkt de wet van de sterkste, of misschien beter gezegd de brutaalste. Tussen alle vrachtauto's en grote terreinwagens, is het niet de grootte van de auto waarmee we indruk kunnen maken dus dan maar het lef van de bestuurder. Markus manoeuvreert de auto zigzaggend door de chaos en rijdt hem rechtstreeks naar de ferry. Sterker nog rechtstreeks op de ferry die op dat moment op het punt staat om te vertrekken en nog net een plekje vrij heeft. Zo wordt wat op het eerste oog een tijdrovende grensovergang leek te worden, een supersnelle overgang. Binnen een half uurtje staan we aan de overkant van het water waar we de registraties voor Botswana afronden. Opnieuw hebben we hierbij weer eens een mazzeltje. In Botswana zouden we roadtax en een bijdrage voor het roadfund moeten betalen. Een bedrag van in totaal 140 Pula, een kleine twintig euro, maar er is ons geval helemaal niemand die erom vraagt. De beambten drukken stilzwijgend een paar stempeltjes op onze papieren en dan mogen we verder rijden. Zelfs de strenge controle op de invoer van vlees blijft uit. In Botswana doet men erg zijn best om verspreiding van dierziektes als mond- en klauwzeer te voorkomen, maar in vergelijking met de vele controleposten die we later nog zullen passeren is deze hier aan de grens maar een lachertje. Een politieagent is in geen velden op wegen te bekennen. Er staat enkel een bord met wat richtlijnen en er is een diepe greppel vol met desinfectiemiddel. Niemand dus die het vlees in onze koelkast zal vinden. We onderwerpen de auto braaf aan een vrijwillig ontsmettingsbad en rijden snel door.

 


Betalen niet mogelijk

Sinds we gestopt zijn met de antimalaria tabletten zijn we extra alert op hoofdpijn en andere kwaaltjes en bij twijfel gaan we daarom ook maar direct naar een ziekenhuis. Deze keer is het de beurt aan Belinda. Het is nog maar een zeurderige hoofdpijn, en normaal zouden we het nog even aanzien, maar omdat we de komende dagen in de bush zullen verblijven nemen we liever het zekere voor het onzekere. In Kasane, een dorpje net over de grens, bezoeken daarom het plaatselijke ziekenhuis. Het is duidelijk, dat we langzaam maar zeker in het rijkere deel van Afrika komen. Het ziekenhuis is een stuk beter uitgerust, dan de kliniekjes waar we eerder zijn geweest, maar helaas heest er ook weer enige bureaucratie. Hier geen snelle vingerprik en op de drempel van het lab wachten op de uitslag. Nee, we moeten allerlei formulieren invullen, daarna naar een zuster die temperatuur en bloeddruk controleert en vervolgens naar een zuster voor de vingerprik. En de uitslag..... daar moeten we de volgende dag voor terug komen. Het lijkt wel Nederland. Gelukkig hanteert het ziekenhuis hier een dubbele testmethode en omdat de snelle test die ze ter plekke doen negatief is, laten we het daarbij. We zijn eerst gerustgesteld. We nemen ons dossier weer mee en melden ons bij de receptie om te betalen, maar dan wacht ons opnieuw een verrassing. De boekjes met kwitanties zijn op. Niet echt een probleem voor ons, maar voor de man wel. Zonder bonnetjes mag hij namelijk geen geld aannemen. Hij geeft ons het dossier weer terug met de mededeling, dat we maar naar een ziekenhuis elders in het land moeten om daar te betalen.

 


Dat belooft wat

Zonder malaria, maar met een ziekenhuisschuld verlaten we Kasane nog diezelfde dag. Het dorpje is maar een gehucht en met de regens in aantocht verliezen we liever niet teveel tijd. De regens die ieder moment kunnen beginnen zullen de zandpistes die we de komende dagen voor de boeg hebben veranderen in glibberige modderpistes en daar hebben we eigenlijk niet zoveel zin in. Tegen een uur of vier, wanneer het alweer een beetje koeler begint te worden rijden we Chobe binnen en al direct vanaf de ingang zien we een heleboel dieren. Er zijn weer antilopen in overvloed en verder zien we nog een paar giraffes, enkele wilde zwijnen en heel veel olifanten. Binnen een uur zien we vijf grote groepen, voornamelijk vrouwtjes met jongen. Dat belooft wat voor de komende dagen.

 


Plaats genoeg

Ongeveer 30 kilometer vanaf de gate, na ongeveer een uurtje ploeteren door behoorlijk mul zand, bereiken we de camping waar we graag willen overnachten. Er is alleen een probleempje. We hebben niet gereserveerd en officieel is dit wel verplicht. Botswana kent het gekke systeem waarbij je de overnachtingen in een wildpark vooraf moet reserveren maar betalen doe je achteraf. Niet echt een commercieel systeem, want hierdoor zijn de campsites vaak maanden van te voren al volgeboekt terwijl misschien slechts de helft van de reserveringen wordt benut. Vooral grote touroperators maken zich hier schuldig aan. In werkelijkheid, zeker in het laagseizoen, is er dan ook meestal plek genoeg. We trekken ons dan ook niets aan van de ranger bij de ingang die ons verteld, dat de camping vol is en gaan er gewoon naar toe. We doen net alsof onze neus bloedt en vertrouwen erop, dat ze ons aan het einde van de middag vast niet meer zullen wegsturen. En gelukkig doen ze dat ook niet. De dame van de receptie doet niet moeilijk. Ze schrijft een briefje waarmee we later moeten betalen en wijst ons een plekje aan de rand van de camping, dat speciaal is bestemd voor toeristen die niet hebben gereserveerd. Toeristen die ze, zo te zien, veelvuldig krijgt, want op de bijna verlaten camping zijn dit bijna de enige plaatsen die bezet zijn. De plekjes hebben in tegenstelling tot de officiële plaatsen geen braaiplek, maar qua uitzicht doen ze er zeker niet voor onder. We vinden een mooi plekje vlakbij de Chobe rivier met aan de ene kant bush en aan de andere kant grote weidse grasvlaktes met heel veel wild. Alleen het toiletgebouw is een behoorlijk eind weg, iets waar we ons pas echt goed van bewust worden wanneer de duisternis invalt. Om er te komen moeten we gewapend met enkel een zaklampje een behoorlijk eind door de bush lopen, en dat vooruitzicht lokt ons niet echt aan. Gelukkig zijn er genoeg stuiken die een goed alternatief bieden. Het is heerlijk om weer in de natuur te staan. De stilte en het uitzicht zijn overweldigend  en de zonsondergang erg mooi. In het licht van de ondergaande zon zien we nog net een hele grote groep gezelles passeren.




Langs de rivier

De volgende dag rijden we door naar Savuti. Chobe is een groot park, dat is opgedeeld in twee delen; Chobe en Savuti. Savuti, het zuidelijke deel, is onze nieuwe bestemming. Om er te komen zijn er twee routes. Eentje door het park en eentje waarbij we het park een stukje uit moeten. Wij kiezen voor de laatste route. De route volgt namelijk voor een groot deel de Chobe rivier en de omgeving is hier erg mooi. We rijden over een zandpiste langs de rivier en hebben net als vanaf de campsite een mooi uitzicht over de uitgestrekte graslanden aan de overkant van het water. Graslanden die temidden van de droge bush nog verrassend groen zijn. Geen wonder dan ook ook, dat er heel veel dieren lopen. Vooral zebra's en buffels zien we veel; ze lopen in kuddes van misschien wel 100 dieren.

 


Olifantenverschrikkers

We rijden door totdat de route op een gegeven moment afbuigt van de rivier en we al heel snel de uitgang bereiken. Vanuit hier rijden we een stukje buitenom, eveneens een mooie route die qua ruigheid zeker niet onder doet voor de pistes in het park. De eerste 40 kilometer loopt de route door wat kleine nederzettingen; een verzameling hutjes die de naam dorp niet eens waardig zijn. Er staan slechts hier en daar een paar hutjes en er lopen wat koeien en geiten. De mensen wonen hier letterlijk ingeklemd tussen de grenzen van het Chobe Nationaal Park. Een park dat niet is omheind, en dat is zichtbaar. Zelfs hier, zien we regelmatig omgeduwde bomen en flinke hopen olifantenpoep. Je zou hier maar je akkertjes moeten onderhouden. De olifanten kunnen behoorlijk destructief zijn en we vragen ons af of ze zich laten weerhouden door de eenvoudige omheiningen gemaakt van slechts een paar dunne paaltjes waarmee de meeste mensen hier hun gewassen beschermen. Waarschijnlijk niet, want een van de bewoners heeft zijn grond extra beschermd met wel hele originele "olifantenverschrikkers". Aan de rand van zijn grond staan bomen die helemaal vol hangen met gekleurde dingen, die duidelijk geen bloemen of vruchten zijn. Wat het wel is kunnen vanaf de weg niet goed zien. We rijden de auto daarom een beetje dichterbij en zien tot onze verrassing, dat de bomen vol hangen met bundeltjes blikjes in alle kleuren en maten. De glinsterende en rinkelende blikjes vormen ingenieuze olifantenverschrikkers, die zelfs al zouden ze niet eens werken leuk zijn om te zien. We maken er snel een foto van en rijden weer verder. Niet veel verderop eindigt de gravel piste en ook de bebouwing. De weg verandert in een brede zandpiste met diepe sporen in het mulle zand en rondom ons alleen maar bush. Met een gangetje van zo'n 30 kilometer per uur vorderen we niet snel. Dan weer is het zand rood, dan weer geel, soms een beetje hard, maar

meestal mul met diepe sporen. Geen terrein voor een gewone wagen, maar de Landrover ploegt zich er gemakkelijk doorheen. En dan opeens als een verdwaald hutje staat er zomaar midden op de zandpiste ineens een modern gebouwtje. Dit kan niets anders zijn dan de ingang naar Savuti, maar er is helemaal niemand. We rammelen op wat deuren, maar de hele boel is uitgestorven. Het enige, dat er ligt zijn de inmiddels bekende grote boeken. We zoeken het boek voor particuliere reizigers en registreren ons netjes. Daarna rijden we door.

 


De reuzen van Savuti

Een gids, die we hadden ontmoet in Lusaka, wist ons te vertellen, dat er bijna nergens in Afrika grotere olifanten leven dan hier in Savuti en dat blijkt niet overdreven. In Savuti zitten voornamelijk volwassen mannetjes en die zijn allemachtig groot en gewapend met enorme slagtanden. Althans de meeste. Bij sommigen, de echte vechtersbazen waarschijnlijk, zijn ze afgebroken en zien we alleen nog een paar stompjes. Niet ver vanaf de ingang treffen we de eerste olifant. Het is inderdaad een groot mannetje, dat zo uit het niets komt opduiken en recht voor ons de zandweg oversteekt en ietsjes verderop gebeurt het nogmaals. Voor ons is het best even schrikken. De olifanten horen en ruiken vele malen beter dan wij, dus voor hun zijn wij geen verrassing, maar andersom wel. Het is dan ook best eventjes schrikken als er ineens zo'n kolos uit de stuiken tevoorschijn komt en dat blijkt nog maar een voorproefje. De grootste verrassing ontdekken we vlakbij de camping. Volgens de GPS zijn we er nog slechts 2km van verwijderd als voor ons een enorme groep reusachtige olifanten opdoemt. Vlakbij de campsite zit een kunstmatige waterplek die nooit opdroogt. De olifanten komen hier massaal op af. Er staan zeker 30 van die grote reuzen en links en rechts is het een komen en gaan. Op het moment, dat we ze zien zijn we nog zo'n 50 meter van de waterplek verwijderd. Een veilige afstand gelukkig en we blijven dan ook staan om de situatie in ons op te nemen. Om de camping te bereiken is er maar een weg en die loopt langs de olifanten, maar vanuit ons standpunt lijkt het alsof twee van die kolossen midden op de weg staan. We hebben even geen idee wat we moeten doen. Wachten hebben we al snel door is niet de oplossing. Deze kunstmatige bron is op het moment waarschijnlijk de enige plek met water in de wijde omtrek en dus is het niet waarschijnlijk, dat de olifanten zullen vertrekken. Een andere mogelijkheid, er omheen rijden, trekt ons ook niet echt aan. Het zand links en rechts van de weg lijkt nog muller dan de weg zelf en ons vast rijden op deze plek willen we zeker niet. We wachten al met al zo'n tien minuten om ons te bezinnen en dan trekken we toch maar de stoute schoenen aan. We troosten ons met de gedachte, dat de olifanten beslist meer aan auto's zijn gewend dan wij aan hun en heel voorzichtig rijden we naar ze toe. Natuurlijk houden we ze hierbij flink in de gaten, maar de olifanten kijken niet op of om. Ze hebben alleen maar oog voor het elkaar en het water en als we naderbij komen zien we bovendien, dat de weg niet zo dicht bij de olifanten langs slingert als we dachten en de twee reuzen die vanaf een afstandje de weg leken te blokkeren, staan niet op de weg maar er net naast. We rijden er rustig langs en bereiken zonder kleerscheuren de camping. De waterplek vinden wij het leukste plekje van Savuti en met meer zelfvertrouwen dan een paar uur geleden, gaan we, voordat de avond valt, nog een keertje terug. We parkeren de auto op veilige afstand en blijven een tijdje naar deze machtige beesten kijken.

Spektakel in de lucht

Op de camping die avond maken we een kampvuurtje. We zijn letterlijk omringd door wilde beesten. De olifantenpoel ligt slechts op een steenworp afstand en als we staan te koken horen we niet ver bij ons vandaan leeuwen brullen. Alleen al voor onze gemoedsrust zouden we ons vuurtje niet willen missen het is nog gezellig ook. Terwijl we in de veiligheid van ons kampvuurtje zitten te genieten van het goede leven zien we rondom ons de bliksem. Het is duidelijk, dat de regentijd naderbij komt, want dit is al de tweede avond, maar in tegenstelling tot de voorgaande avond komt de bliksem nu uit drie windrichtingen. Het is inmiddels aarde donker en rondom ons schieten de bliksemflitsen als vuurpijlen door de lucht. Het is een prachtig  schouwspel, maar dan ineens verandert het weer. Vanuit de verte horen we het geraas van de donder dichterbij komen en er steekt een flinke wind op. Niet veel later vallen de eerste druppels uit de lucht. Supersnel maken we ons vuurtje uit, ruimen onze spullen op en kruipen we in de tent. Net op tijd! Want we hebben de tent nog maar amper dichtgeritst of het noodweer breekt los. Zelfs met alle luiken dicht verlichten de bliksemflitsen nog de binnenkant van de tent en doet de donder de aarde vibreren. Best een beetje angstaanjagend, want zo in een tent bovenop de auto voelen we ons ineens een heel stuk kwetsbaarder dan in een stevig gemetseld huis. Van slapen komt dan ook niet echt veel terecht. De onweer houdt ons een behoorlijke tijd uit onze slaap, maar alles komt en gaat en dat geldt gelukkig ook voor het noodweer. Tegen middernacht is het natuurgeweld voorbij en de lucht weer helder. Het enige dat overblijft is de geur. Nooit van ons leven zullen we de geur vergeten van de eerste regendruppels op een door de hete zon verschroeide aarde. Het is als druppels water op een warme plaat. Het ruikt zelfs een beetje branderig. Naarmate de aarde natter wordt en de grond verzadigd verdwijnt het langzaam en komt er een heerlijke frisse geur voor in de plaats.

 


Daar gaat ons nobel voornemen

Als we de volgende ochtend opstaan is de lucht helder en is het weer behoorlijk heet. De onweer heeft helaas niet voor een temperatuursdaling gezorgd. Alleen de wegen zijn beter begaanbaar. Door de regen heeft het zachte zand een hardere bovenlaag gekregen waardoor de zanderige pistes iets minder zacht zijn geworden. De rit naar de uitgang is dan ook een makkie en precies om elf uur melden we ons bij de poort. Omdat er bij de ingang gisteren niemand aanwezig was melden we de man eerlijk, dat we nog moeten betalen voor zowel de entree als de camping, maar tot onze verrassing kunnen we niet betalen. Net als in het ziekenhuis een paar dagen eerder, hebben ze geen lege bonnenboekjes meer en zonder een kwitantie te kunnen uitschrijven is het aannemen van geld blijkbaar een doodzonde. Zonder te betalen stuurt de ranger ons weg en meldt ons, dat hij het via de radio zal doorgeven aan zijn collega's bij de noordelijke ingang van Moremi, het derde en laatste park om onze route. Het begint bijna lachwekkend te worden. Het lijkt wel alsof ze gewoon niets willen verdienen. Deze keer wordt ons voornemen dan ook minder nobel. We hebben het nu twee keer gemeld, maar een derde keer, besluiten we, doen we niet. Als ze bij de volgende gate van niets weten, dan houden we het geld wel in de knip. Maar helaas die vlieger gaat niet op. De ranger geeft het wel degelijk door en bij de volgende ingang is er een pientere ranger die ons vriendelijk helpt herinneren.

 


Olifantenspeeltuin

We verlaten Savuti en nemen een mooie route naar Moremi. We zijn blij, dat we niet hebben getreuzeld. De piste bevat hier hele diepe opgedroogde sporen waaraan duidelijk te zien is, dat de weg bij nat weer bijna onbegaanbaar moet zijn. Gelukkig zijn wij nog net op tijd. De regen van gisteravond heeft hier en daar wel een paar kleine modderpoeltjes gevormd, maar de track zelf is nog droog. Gelukkig maar, want als we moeten kiezen tussen hobbelen of glibberen, dan hobbelen we liever. Het eerste stukje is dan ook best ruig, maar als we de rivier naderen wordt hij beter. Een mooi zandweg volgt de stroming van de Kwai rivier en de omgeving is prachtig. We vinden het een van de mooiere routes van onze reis. Omdat er nog behoorlijk wat water in de rivier staat is het een paradijs voor planten en dieren. De moerassige oevers die een kleurrijk geheel zijn van waterlelies en andere bloemen waarvan we de naam niet weten zitten vol met vogels. Verder zien we heel veel grote dieren zoals olifanten, nijlpaarden met baby's, zebra's, buffels, gazellen en waterbokjes. Het is net een dierentuin. Vooral olifanten zien we veel en dat is niet verwonderlijk. Op sommige plaatsen zien we hele stukken grond, soms wel een paar voetbalvelden groot, waarop alleen nog stompjes bomen staan en ertussen heel veel poep. Dit is duidelijk een speeltuin voor olifanten, die zich lekker aan de bomen schuren of ermee spelen en daarna het verkoelende water inkruipen. Sommige olifanten staan er tot aan hun middel in en spetteren er flink op los.


 

Brutale aapjes

Bij de noordelijke ingang van het park hanteren we dezelfde tactiek als eerder en ook hier lukt het ons om zonder reservering een kampeerplek te bemachtigen. De ranger wil ons voor maximaal twee nachten een plek geven, maar dat is geen probleem. We zijn allang blij, dat we een plekje krijgen want in dit park is het duidelijk drukker. Onze eerste camping in Moremi is zelfs zo goed als volgeboekt. Als we ons plekje oprijden is het nog vroeg en we nemen heerlijk de tijd om te lunchen en te luieren. De enige inspanning die we leveren is het afweren van de vervet aapjes die hier behoorlijk brutaal zijn. Zo brutaal zelfs, dat al onze inspanningen ten spijt, het ze toch lukt om ons brood te stelen. Later die middag maken we nog een mooie gamedrive. We rijden opnieuw langs de rivier maar deze keer aan de zijde van het park. Het is een leuke rit, maar we zien hetzelfde als wat we eerder die middag, zonder entree te betalen, ook al hadden gezien.

 


Op het water

De volgende dag rijden we nog iets dieper het park in, naar Xakanaxa, een campsite aan de rand van de Okavango Delta. De route is leuk, maar niet echt bijzonder en de omgeving erg droog. Zowel tijdens de rit er naar toe als tijdens een gamedrive rondom het kamp later die middag zien we erg weinig dieren en al helemaal geen roofdieren. Het zijn echt de laatste dagen van de droge tijd en de meeste dieren bevinden diep in de Delta. Desalniettemin in ook deze plek de moeite van het bezoeken waard. Moremi is een wirwar van allemaal kleine weggetjes en dat alleen al, maakt het rondrijden hier erg leuk om te doen. Zelfs met een GPS is het af en toe een beetje zoeken om tussen alle bospaadjes en kreekjes de weg te vinden. Verder maken we aan het einde van de middag nog een hele leuke boottocht over de delta. Een boottochtje die voor ons normaal gesproken erg duur zou zijn aangezien we per boot moeten betalen en niet per persoon, maar de Duitse familie die we al een paar dagen treffen vindt het prima, dat we met hun meegaan om de kosten te delen. Een meevallertje en het is bovendien nog erg gezellig ook. Aan het einde van een snikhete dag is het op het water heerlijk verfrissend en de uitzichten zijn prachtig.

Dichterbij dan ons lief is

Onze laatste nacht in de wildernis wordt onze spannendste. Om te beginnen loopt er, op het moment, dat we vanaf de boot naar onze auto teruglopen, een behoorlijke grote olifant vlakbij de camping. Het is een mannetje en hij staat rustig te eten, maar te voet en zonder de bescherming van de auto voelt het toch een beetje spannend. Het tweede spannende moment ervaren we iets later die avond. Terwijl we lekker zitten te genieten van het kampvuur horen we opeens een ritselend en grommend geluid vanuit het riet achter ons. De auto staat op slechts een paar meter van het water van de delta dat vol zit nijlpaarden. Het geritsel en gegrom is dan ook zo goed als zeker een nijlpaard, maar we kunnen hem niet zien. Een brede hoge rietkraag ontneemt ons ieder zicht op het water. De gedachte, dat er ieder moment een nijlpaard, het dier dat in Afrika nog altijd de meeste slachtoffers maakt, uit het riet kan komen opdagen, maakt ons avondje bij het kampvuur er niet rustiger op. We verplaatsen onze stoelen naar de andere kant van de auto en terwijl wij angstvallig de waterkant in de gaten houden zien we onze Nederlandse buren ook al verhuizen zodat ze de steeds dichterbij komende olifant niet uit het oog verliezen. Het is een grappig spektakel en het is maar goed dat we niet kunnen horen wat de beesten die waarschijnlijk helemaal niets kwaad in de zin hebben denken. Goede bedoelingen of niet zo gauw als ons hout is opgebrand en we geen vuurtje meer hebben waar we ons achter kunnen verschuilen gaan we op bed. We zijn moe en met op de achtergrond het geluid van brullende leeuwen vallen we al heel snel in een diepe slaap totdat we ergens in het midden van de nacht worden gewekt en de meest spannende olifantontmoeting hebben van onze hele reis tot nu toe.  Een scherp geluid rukt ons wakker uit een diepe slaap en het duurt eventjes voordat we het beseffen waar het geluid vandaan komt. Pas na een paar minuten realiseren we ons, dat het geluid dat we horen het breken van takken is. Dat kan maar een ding betekenen: olifanten! We zitten in een tel rechtop in bed en wanneer we naar buiten kijken zien we in de duisternis een enorm zwart gestalte voorbij komen. Uit de contouren kunnen we duidelijk opmaken, dat het een olifant is en hij is enorm. De olifant passeert onze auto op een meter of 10 om zich tegoed te doen aan de vruchten van de sausage tree die een eindje verderop staat.  Terwijl we gespannen de olifant gadeslaan horen we opnieuw voetstappen. Dit kan de olifant voor ons niet zijn, want die staat nog steeds te eten. We kijken wat om ons heen en zien dan tot onze verbazing een nog grotere olifant die zelfs nog dichterbij komt. De olifant loopt zo dicht langs de achterkant van de auto, dat hij nog net niet het trappetje van onze tent omver loopt en dan gaat hij naast de auto staan. Hij is zo dichtbij, dat we het gevoel hebben dat we hem kunnen aanraken. Als we door het muskietengaas naar buiten kijken zien we de bovenkant van zijn massieve rug en we horen hem ademhalen door zijn slurf. Het is een machtig moment, dat ons vervult met een gevoel van zowel opwinding als angst en alhoewel we weten, dat de olifant ons allang geroken heeft, durven we niet eens hardop te spreken. Zachtjes fluisterend slaan we de olifanten een tijdje gade. Slapen kunnen we op dat moment toch even niet. Door de adrenaline die door onze aderen stroom zijn we klaar wakker.

 


Nee, niet weer

De volgende morgen verladen we de noordelijke wildernis van Botswana, maar onderweg naar de uitgang wachten ons nog twee verrassingen. Tijdens een mooie route die afwisselend door bush en over vlaktes loopt zien we niet zover van de uitgang, in de schaduw van een struik, een grote mannetjes leeuw met een indrukwekkend bos manen. De tweede verrassing is iets minder leuk. Nog een stukje verder, op zo'n vier kilometer van de uitgang, horen we een scherpe tik en vervolgens een luid gebonk. Het is ons direct duidelijk, dat er iets flink kapot is, maar wat? We stappen een paar keer uit, maar zien niets. Zo op het eerste oog zien we geen ernstige schade, maar het geluid doet anders vermoeden. Zo gauw als we weer rijden is het gebonk onmiddellijk terug en omdat we het alleen horen wanneer we rollen bekruipt onze het bange vermoeden, dat we misschien een van onze steekassen hebben gebroken. En dat hier; we staan midden in de wildernis, waar leeuwen, olifanten en weten wij veel wat voor andere gevaarlijke beesten de scepter zwaaien. Omdat we hier in het zand toch niet veel kunnen doen, rijden we stapvoets naar de uitgang, waar we tot onze opluchting een Zwitser treffen die al 40 jaar aan Landrovers schijnt te sleutelen. Kijk, dat is nou weer een meevaller, maar wat hij ons vertelt stemt ons niet echt vrolijk. Zo gauw als hij de auto hoort rollen bevestigd hij ons bange vermoeden en horen we hem in volle overtuiging zeggen: "ja, dat is een gebroken steekas". Maar, gelukkig heeft hij het mis. Wanneer hij samen met Markus onder de auto kruipt om de oorzaak te vinden, ontdekt hij tot onze opluchting, dat de steekassen nog in tact zijn en dat zo op het oog de andere vitale delen ook nog prima in orde zijn. Het blijkt "slechts" een gebroken schokdemper, alweer. Omdat de demper zelf nog in orde is viel het ons niet direct op, maar bij een wat grondiger inspectie blijkt het schroefdraad aan de onderkant van de demper, waarmee je hem aan de auto bevestigd gewoon afgebroken. Dat was de dus de knal en het bonkend geluid wordt veroorzaakt omdat de demper nu als een slinger van een grote pendule in een van onze voorste spiraalveren heen en weer slingert. We zijn helemaal verbaasd, dit zou met zo'n dure en nog maar amper drie maanden oude demper toch helemaal niet mogen gebeuren? Feit is helaas, dat het wel is gebeurt. Maar als we moeten kiezen, liever een schokdemper dan een steekas. Voorzichtig rijden we de laatste 100 kilometer naar Maun, de dichtstbijzijnde stad, waar we de volgende dag de demper laten vervangen. Omdat ze ook hier in Botswana nog steeds de betere Old Man Emu dempers niet verkopen laten we ons nu een Zuid-Afrikaans merk aansmeren. Volgens de verkoper een super demper en een omstander doet er nog een schepje bovenop en vertelt ons, dat ze er al drie jaar olifanten mee vervoert. Ja, ja, wat dempers betreft geloven we niet alles meer. Eerst ervaren en dan geloven. En daar krijgen we ruimschoots de gelegenheid voor want geloof het of niet, de volgende dag breekt ook de andere demper. Op weg naar de Makgadikgadi zoutpannen horen we opeens een bekende tik gevolgd door gebonk.


We weten nu waar we moeten zoeken, en zien inderdaad onmiddellijk, dat ook de andere demper is gebroken en wel op exact dezelfde plaats. Dit moet haast wel een constructie- of productiefout zijn. De dempers zijn slechts drie maanden oud en hebben amper 13000 km gereden waarvan het gros op asfalt. In zo'n korte tijd mogen deze Bilsteins, die bekend staan als erg goed, toch niet zomaar door midden breken. We gaan terug naar Maun om nu ook de andere demper te laten vervangen en sturen tevens een pittige mail aan de fabrikant. Er zit zowaar nog garantie op deze dingen. Daarna maken we rechtsomkeert. Omdat we toch graag naar de zoutpannen willen rijden we nog dezelfde dag terug naar Gweta. Deze keer met twee nieuwe dempers.

 


Natte pannen

De zoutpannen is een gebied ter grootte van Zwitserland, dat zelfs vanaf de maan zichtbaar zou zijn. Het lijkt ons geweldig om de weidsheid en totale verlatenheid van de pannen te ervaren en dan het liefst op een quad, maar helaas het zit ons niet mee. De eerste buien van het regenseizoen zijn al gevallen en de pannen zijn te nat. De quadbike tochten die diep de zoutpannen in gaan zullen pas weer over een paar maanden starten en ook met de auto kunnen we er niet meer naar toe. De dikke zoutlaag waarmee de pannen zijn bedekt trekken onmiddellijk vocht aan en zo gauw als ze nat zijn worden ze een verraderlijke vlakte waarin je zomaar ineens kunt wegzinken. De lodge eigenaar vertelt ons, dat er een paar dagen eerder al een paar quads in waren weggezakt en het laat zich natuurlijk raden wat er zal gebeuren met een grote zware Landrover. We vragen rond bij diverse bronnen, maar zowel lokale bewoners, gidsen als quadverhuurders, allemaal waarschuwen ze ons niet in de buurt van de pannen te komen. Jammer, want we hebben er inmiddels al vele kilometers voor heen en weer gereden, maar risico nemen willen we ook niet. We nemen alle waarschuwingen ter harte en laten de pannen voor wat ze zijn. In plaats van helemaal naar Kubu Island te rijden besluiten daarom van Gweta naar de dichtstbijzijnde rand van de Ntwetwe pan te rijden waar we hopen een glimp op te kunnen vangen van een uitgestrekte witte vlakte.  Het is een leuke off-road piste met hier en daar diep mul zand en heel veel struiken die behoorlijk wat krassen op het lak achterlaten. Onderweg stoppen we nog bij twee reusachtige Baobabs waarvan de grootste een omtrek heeft van maar liefst 25 meter. En dan bereiken we de pannen. Het landschap wordt kaler en de begroeiing verandert van struikgewas naar grasland totdat er niet meer is dan vlakte. Een bijzonder landschap en oh, wat hadden we er graag met een quad overheen getoerd. Dat het onverstandig is zien we inmiddels met eigen ogen. We lopen een klein stukje over de pan en zien duidelijk, dat het op sommige plaatsen veert van het vocht. Het is op deze plaatsen, dat zelfs de sporen van dieren diepe afdrukken achterlaten; een zware auto zou inderdaad direct wegzakken.  Na een korte wandeling nemen we dezelfde weg terug. We scoren nog wat nieuwe krassen en gaan de volgende dag terug naar Maun.

 


Een vuurzee

We slapen opnieuw een nachtje in Maun en maken ons klaar voor Namibië. 30 November zullen we daar Rene en Margriet opwachten in Windhoek en voor die tijd willen we nog graag Kaokoland bezoeken. Het zuiden van Botswana zullen we later deze reis bezoeken. Via de westelijke rand van de Okavango Delta rijden we de volgende dag naar het noorden. De route is behoorlijk saai en onderweg is er weinig te zien. De enige keren, dat we stoppen is voor de diverse controles die verspreiding van dierziektes als mond- en klauwzeer moeten voorkomen. Het is de inmiddels bekende routine. Onze banden worden ingespoten met een desinfecterend middel, we moeten met onze schoenen door een bak met hetzelfde spul en een enkele controleur snuffelt af en toe even in onze koelkast op zoek naar vlees. Verder is het maar een lange saaie route met weinig overnachtingsmogelijkheden die bovendien krankzinnig duur zijn. Zo duur zelfs, dat we voor het eerst sinds lange tijd weer eens echt moeite moeten doen, maar zonder veel succes. Op zoek naar een betaalbare camping komen we steeds dichter bij de grens en wanneer ook onze laatste optie letterlijk in het water valt verlaten we het land. Bij de laatste lodge waar we eventueel zouden kunnen kamperen zijn ze namelijk met man en macht bezig de boel nat te houden. Op de weg er naar toe zien we al enorme rookwolken en naarmate we dichterbij komen lijkt het er zelfs even op alsof de lodge in brand staat, maar dat is niet het geval. Het is een heftige rietbrand aan de overkant van het water waarbij de vlammen hoog boven het droge riet uitslaan. In de lodge knijpen ze hem behoorlijk en uit alle macht proberen ze de rieten daken nat te houden om te voorkomen, dat de brand overslaat. Het laatste waar ze op zitten te wachten zijn twee kampeerders. Wij daarentegen hebben geen zin om uitgerookt te worden. De zwarte rook is zo dik, dat je nauwelijks kunt ademhalen. We draaien daarom snel om en bereiken net voor sluitingstijd de grens met Namibië.